Maatstaf. Jaargang 2
(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 716]
| |
Geen denken aanAchter een boom glijdt een schip te voorschijn
waarom moet ik nu denken
aan de slang van het paradijs
dat is al zo lang geleden
dat het ondenkbaar is
Het ging aan het water vooraf
toen de bomen nog niet konden spreken
toen het woord brug nog onbekend was
en het ijs van de stilte nog niet gebroken
maar de lente verwarde de dingen
een hoofd groter werd alles wat leeft
| |
[pagina 717]
| |
in het licht zijn kleuren ontwaakt
en de maan leed bloedverlies
Vandaar dat er nu deuren
open en dicht kunnen gaan
Iets buigt zich achter de ramen
een meisje trekt haar jurk uit.
| |
Zo is datde kinderen worden
nog altijd geboren
in de vanouds
bekende vorm
compleet met heel kleine oren
alsof er haast niets
te horen viel
behalve het zinloos gepraat
van moeders
en met heel grote ogen
alsof er heel veel was te zien
behalve de goede borst
behalve het goede gezicht
maar dat gaat gauw genoeg over
dan worden de oren groter
dan worden de ogen kleiner
dan worden zij net als wij
net als de tantes
net als de ooms
net als de grijze
soldaten buiten
net als de bruine
intérieurs
kortom
in de vereiste vorm
| |
[pagina 718]
| |
Op straatDe huizen zijn dood, dat is duidelijk
etalagepoppen lopen op straat
zij hebben de macht overgenomen
zij spreken door knoopsgaten ronde woorden
en vele zijn gehalveerd
Sommige hebben tulpenhoofden
En de bomen zijn veroordeeld
dit alles aan te zien
zij rukken besluiteloos
aan hun wortels.
|
|