| |
| |
| |
Mies Bouhuys
De trouwe schimmel
Een gedicht voor kinderen
Onder een baldakijn met franje
lag Sinterklaas met griep in bed.
De knapste dokters van heel Spanje
kwamen hoofdschuddend aangezet.
Ze keken door hun uilebrillen
in Sinterklaas zijn zieke keel;
ze schreven dropjes voor en pillen
en bisschopwijn met veel kaneel.
Eén zei: laat mij naar Holland schrijven,
dat u dit jaar maar overslaat,
omdat u in uw bed moet blijven.
Een tweede gaf dezelfde raad.
De derde en de vierde knikten:
dat zal het beste zijn misschien,
maar alle zwarte Pieten snikten,
't Was werklijk vreeslijk om te zien.
O, denk eens aan die mooie dingen
die nu al op de kade staan,
aan al die kinderen die zingen,
voordat ze 's avonds slapen gaan,
van ‘hoor de wind waait door de bomen’,
van ‘suikergoed en marsepein’.
En zou Sint Niklaas dan niet komen?
Heel Holland zou in tranen zijn.
| |
| |
't Was treurig om ze aan te horen,
die Moortjes om dat bed geschaard.
Wie dacht je wel, trad toen naar voren?
De schimmel was 't, Sints liefste paard.
Hij schudde ernstig met zijn manen;
nee, zei hij, nee, dat gaat niet goed.
Wat helpen Sinterklaas die tranen?
Ik weet er wel wat op, houdt moed.
In één van mijn geleerde boeken
staat iets over een toverkruid;
dat ga ik voor mijn meester zoeken.
Meteen was hij de kamer uit.
Buiten Madrid, diep in de bossen,
woont heel alleen een toverkol,
die drankjes stookt uit gras en mossen
boven een vuurtje in haar hol.
De zon ging op, de zon ging onder,
de schimmel draafde alsmaar door;
en dat hij moe werd was geen wonder,
maar van de toverkol geen spoor.
Kon ik, dacht hij, maar iemand vragen,
iemand die thuis is in het bos.
Door 't vele lopen al die dagen
liet van één hoef het ijzer los.
Wat loop jij nog zo laat te dwalen?,
klonk toen een stem, en zo alleen? -
'k Moet bij de heks een drankje halen,
wie je ook bent, breng mij er heen. -
| |
| |
Daar, zei de stem, daar, waar die bomen
als reuzen in de rondte staan,
't Is makkelijk erin te komen,
eruit zal minder makklijk gaan. -
Daar was het dus. De schimmel rilde;
hij dacht nog één keer heel goed na.
Hij kón nog terug als hij dat wilde.
En Sint dan?, zei hij, nee, ik ga.
De boze heks deed hem zelf open.
Wat wil jij, paard van Sinterklaas? -
Ik wou, zei 't paard, een drankje kopen,
want ziet U, hij is ziek, mijn baas. -
Wat kun jij voor die drank betalen? -
Wat U maar wilt-. Ik wil je staart,
je moet me met je staart betalen. -
Als hij maar beter wordt, zei 't paard.
Twee glinsterende tranen gleden
- de schimmel kon er niets aan doen -
over zijn wangen naar beneden,
vlak voor de boze heks haar schoen.
De schimmel beet zich op de lippen,
als het dan moet, zei hij, begin. -
Toen ze als dol begon te knippen,
hield 't hele bos zijn adem in.
Het oude hoofd vol van gedachten,
lag Sinterklaas nog steeds met griep
op 't drankje van het paard te wachten
en niemand in heel Spanje sliep.
| |
| |
De wachters tuurden op de toren
door kijkers van het fijnste glas
en iedereen spitste de oren
of 't paard nog niet in aantocht was.
Tot eindelijk na lange dagen
- ze zeiden al: hij komt niet terug -
de schimmel langs de weg kwam jagen,
het toverdrankje op zijn rug.
De poort van het paleis vloog open,
de wachters staken de trompet.
Het paard, zijn hoeven stukgelopen,
kwam hinnikend aan Sint zijn bed.
Een glas werd haastig volgeschonken;
het hele hof stond er om heen.
Nog voor hij het had uitgedronken,
was Sinterklaas weer op de been.
Geef mij, sprak hij, mijn staf en mantel,
wij gaan naar Holland, nog vannacht,
waar onder iedre schoorsteenmantel
een kinderschoentje op mij wacht.
De Pieten werkten wat zij konden.
Kom paard, riep Sint, de boot vertrekt. -
Maar toen ze op vertrekken stonden,
toen werd het van die staart ontdekt.
De schimmel boog zijn hoofd en wachtte.
Hij dacht: ze sturen me terug.
Hij voelde hoe ze om hem lachten
en wezen op zijn kale rug.
| |
| |
Hé paard, ben jij niet wat verloren?
Vergeet je niets, mis je niet wat?
Maar toen trad Sinterklaas naar voren,
die alles al begrepen had.
Wat jullie Pieten, heel je leven
nooit hadt gedaan, zei Sint, deed hij.
Hij heeft de heks zijn staart gegeven.
Zijn staart. En dat alleen voor mij.
En toen, nog altijd op die kade,
wat kreeg die trouwe schimmel daar?
Hij kreeg, je kunt het vast wel raden,
een staart zo mooi als englenhaar.
|
|