Maatstaf. Jaargang 2(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 469] [p. 469] Lucebert [Gedichten] Sin & Meriba Jezus lag te lachen omdat hij geen eten meer had leeg was de aarde en zwart maar jezus lag te lachen Dood was het dagelijks brood en dood het gedienstige dier dood de gewillige schoot de gespierde wil een vampier Geen pijn en geen angst geen licht de vensters helder en kuis de nacht met een stalen gezicht sloeg een gezuiverd gezwel aan het kruis De haan daarenboven driemaal in de droom van de routineur in het voorhang een veilige scheur en weer wakker vrij van verhaal Dit was hel en woestijn dit de grimmige rots en daar moest het lachen zijn om gods brood en de wateren gods [pagina 470] [p. 470] Rijk Zie je spiegel wordt blind je gezicht zo klein als een kind je gezicht een nietige ster tussen de storm en de wind De weg die je ging was zo oud als de hand die hangt uit de wolk en de vlam die je vroeg zo koud als de driftige sikkel de sluipende dolk Maar nog nimmer zo rijk als bij stenen voor brood bouw je je troon in het slijk met de bronstige troffel de dood [pagina 471] [p. 471] Nonnen Ik bemin de nonnen die op varkens jagen met ronde haren In de onrust der nonnen denkt de dichter liefde onschuldig vliegend Naar het kruis op de berg goed voor een onderdak boven het diepzinnige brood Dat iedereen eet dat iedereen liefheeft dag & nacht Wees vroom vrouw en scherpzinnig deel het lichaam met de dood zo leeft ook de dichter de liefde Vorige Volgende