Maatstaf. Jaargang 2(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 367] [p. 367] Hans Warren [Gedichten] Afro-Cüban serenade (Tito Puente) Hoge mestiezenstem die doodloopt in een lachje boven de dubbele bloedklop van het rythme verstikt een scherpe keel van tweemoed. Onder een vuurwerk hese fuga's van trompetten zwemmen wij door steeds splitsende rivieren terug naar de nooit meer bereikbare warme bron. Of drijven wij naar zee? We werpen schatten op oevers die we nimmer meer terugzien vrouwen en mannen faunachtige schimmen in schemerige wouden langs de stroom rapen de snoeren op en glimlachen ons na gespitste lippen blazen sierlijke kushanden van open rose palmen op de avondwind; zij draaien met hun blije zwarte buiken hun dans stijgt tot hun schelpenwitte lach en hun bananengeur valt geel als foelie verpoederd op ons olieglanzend masker. [pagina 368] [p. 368] En marge I Ik kan alle lentes buitensluiten als jij maar binnen mijn lichaam ligt ik kus mijn boeken voor het venster nu je achter mij slaapt in bed de ogen waarmee ik je vorm daar raad nog rood en mijn bloed nog prikkend in alle poriën van mijn handen. Als een bandjir stroomde mijn lichaam nu kalmeer ik boven witte bladen koel op mijn ogen geur van drukinkt onhoorbare strijkstokken je adem mijn leeftocht voor een nieuw bestaan. heb je mij dan lief, dat je telkens als een duif terugkeert op de til van mijn hart II Sneeuw en regen stuiven door gonzende straten mijn lippen vinden in je haar het voorjaar; lage wolken verflarden in huilende draden ik kniel en leg mijn hoofd in een warm nest. maar heb je mij lief in het park van la Malmaison preludiëren de lijsters je lippen krullen trots als smeedijzer over heuvels en zwarte bossen valt de storm uit je ogen slaan kou en donker om me op. [pagina 369] [p. 369] in het park van la Malmaison kloppen de spechten een rouwmars waar ben je waar ben je de zwaan op de vijver van Joséphine zwelt zijn hals voor een schemerig spiegelballet. III Ik vecht met het woord en ik vecht met de rede opdat je leven zult in een woning die het wat langer uithoudt dan dit hart ik ben verdwaald in 't vicieuze stroomgebied van aders en in de doolhof van mijn hersens voor 't rechtvaardigen van je bestaan in mij. Was je een spie onder mijn ooglid ik wist je pijn maar je bent een zwarte ster wier vonk mij jaren na de dood bereikt een woekerende cel in mijn onwetend lichaam. Vorige Volgende