Maatstaf. Jaargang 2(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] Guillaume van der Graft [Gedichten] Winkelen In de étalage lagen losse benen rose tot de tenen en zwart aan de hiel afgehakte handen hielden zich nog staande door bemiddeling van herinnering waterleliehoofden dreven als bedroefde overlijdensannonces op het waterpas van geboorteglas en twee huizen verder staat het arme lichaam van mijn tweelingzuster die nooit geboren werd benen van rose vloeipapier handen het losse vingerklavier hoofdje gij trotse klaverenvier alle vijf dochters afgedreven dochters van dit arme lichaam hier [pagina 365] [p. 365] Feest de huizen hadden gekleurde hoeden ze stonden klaar voor de koningin hun ogen vochtig van vaderlandsliefde en met een trillend balcon toen kwam de taal der mensen tevoorschijn zelfstandige naamwoordmeneren eerst vervolgens klanknabootsende vrouwen en kinderen copulatief elk gezin was een zin, men zou niet zeggen dat wij in de zon zo welsprekend zijn wij lopen beginselvast het huis uit en lijken allemaal op elkaar wij zetten halfingeslikte stappen wij vormen een snelgesmoord gejuich sommige mannen maken grapjes met hun echo of met hun buik en hier en daar welven twee gelieven zelve weer lippen, woord voor woord kan men hun zinsbouw zich zien voegen naar de betekenis der soort dat is ook niet meer te beschrijven wij maken alleen elkander diets laten wij wuiven, laten wij wuiven uit onbewimpelde prozahuizen naar een idee op de fiets [pagina 366] [p. 366] De vrouwen De grote vrouw dood is verliefd op de kanonnen de mannen die ze bedienen verliezen zich in haar maar de kleinere vrouwen die en daarom is het begonnen in kinderen doen en de geur van huid en haar beminnen verachten de dood: onkuis als de maag van de oceaan als de nacht die niet over wil gaan als een leeg trappenhuis en weten het niet, het geheim van de dubbelslag aller dingen dat men in zee moet ontstaan dat de nacht er is om te zingen en het huis om te zijn doch ik door vrouw dood versmaad omdat ik onmachtig ben en die moeder leven haat omdat ik haar duister ken houd staande, dat men bestaat uitsluitend op de grens van moeder en vrouw, van dood en leven, van mens tot mens Vorige Volgende