Maatstaf. Jaargang 2(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 302] [p. 302] Maurice Gilliams [Gedichten] Winterkust Maria, langs het strand, roept op het kind dat wij niet meer verwachten dan in dromen. Het antwoord, dat wij in ons lichaam horen, geheugt ons moeder's roepen op haar kind. De meeuwen zijn alleen, met honderd samen, als niet een kleine meeuw naar aas verlangt. En het gehoon der meeuwen in ons hart neemt wraak als wij van 't leven léven vragen. Niets hoort ons toe: het solferkleurig duin, het rammelen van de ketens in de golven. Beschuimd, wrak hout: gij leent u niet tot vuur. Geen leed is heilzaam dat in vreugden duurt. We zijn zo oud als zand en zout geworden. Straks keren wij, elkaar beminnend, thuis. [pagina 303] [p. 303] Posthume tweespraak Van op de laatste, lange trap naar Thebe verschijnt de wereld die we pas verlieten. - Verloofden zeilen op de lijze meren; de moeders lachen bij de jonge wiegen. Het feest der druiven, die we tóen niet proefden, had aan het hart zijn wijnoogst kunnen schenken. - Het wijnrood avondloof klimt aan de hoeven; de klokken gaan oud zeer met troost vermengen. Wij stijgen van 't gedroomde naar het onbekende om met de vogels naamloos in te slapen. - De verteloze vissen staren in de verte; de torenspits biedt nachtrust aan de raven. Vorige Volgende