Jan Engelman
Koning Oidipoes
Een man doodt zijn vader, huwt zijn moeder, heeft kinderen van haar en leeft twaalf jaren aan haar zijde, zonder te vermoeden in welke afschuwelijke omstandigheden hij verkeert. Hij heeft gehandeld in onwetendheid. De pest breekt uit in Thebe, waar hij koning is, de burgers komen bij hem klagen en zijn hulp inroepen, omdat hij hen al eerder van groot onheil heeft gered. Hij zegt, dat hij zijn zwager Kreoon reeds naar het orakel van Delfoi heeft gezonden, om te vragen hoe aan de stad genezing kan worden gebracht. De terugkomst van Kreoon, die mededeelt dat er een schuldige is, die verbannen of gedood moet worden, leidt de lang beraamde wraak der goden in. Van dat oogenblik af weten wij, dat Oidipoes verloren is, maar Sofokles ontraadselt langzaam het geheim, hij gaat te werk als een schermer die steeds feller stooten plaatst, en de tragische held komt niet ten val, voordat de toeschouwers zijn gevoerd door alle staten van angst, afschuw en medelijden. Hij raakt zoo diep in ellende als een mensch maar kàn overkomen. Een vernederd, verweduwd, door eigen toedoen blind geworden, jammerend rondzwervend menschelijk wrak. Veel later, aan het einde van zijn leven, stelt Sofokles zich de vraag, waarom Oidipoes zóó ongelukkig moest worden en of hij, die toch onwetend was, schuldig mocht heeten. Dan schrijft hij Oidipoes te Kolonos, een treurspel sereen, wijs en diep als een adagio van Beethoven, en na het groote pleidooi voor zijn onschuld, daarin door Oidipoes uitgesproken tegen Kreoon, waarin hij zegt dat hij het slachtoffer is van den willekeur der goden, die zonder twijfel sinds lang iets in 't schild voerden tegen zijn geslacht, wordt er over schuld ook niet meer gesproken. Sofokles gaat over tot een hoogere moraal en tot de idee van een hemelsche gerechtigheid, zoodat die tragedie eindigt als een breed religieus lied. Een goddelijke stem gebiedt Oidipoes, zich op weg te begeven naar het land waarvan geen sterveling
weer-
...Of naar het Rijk der Blindheid, noodlot van Koning Oidipoes?