Martha A. Muusses
Drie Scandinavische dichters
De Noorse schrijver Tarjei Vesaas (geb. 1897) had reeds een groot aantal romans uitgegeven, toen hij met zijn suggestieve symbolische roman over de bezetting Het huis in het donker (1945) plotseling naam maakte en in heel Scandinavië bekend werd. Met zijn laatste dichtbundel Het land der geheime vuren (1953) heeft hij bewezen, dat men ook als dichter rekening met hem moet houden. Al zijn later werk getuigt van een onafgebroken strijd om zich uit de chaos te redden en de heelheid te veroveren. Dikwijls slaagt hij erin, aan een eenvoudig beeld een tastbare realiteit te geven en het tevens symbolische grootheid en perspectief te verlenen. Hij schrijft een modern rijmloos vers met weinig uitgesproken rhythme.
Van Vesaas' latere romans zijn Het bleekveld (1946) en De toren (1948) het belangrijkst. De bundel De winden (1952) bevat naast een aantal innemende psychologische verhalen over kinderen ook enkele novellen met een wat gewilde symboliek.
Het werk van de Zweed Harry Martinson heeft van het begin af de aandacht getrokken door originele beelden en taalvondsten. Martinson is autodidact met een ruime en diepe belangstelling voor de natuur in het klein en in het groot. Nu alle landen al ontdekt zijn en er niets meer te ontdekken valt op de aarde, heeft deze wereldnomade zich twee uitwegen gevonden: de ene naar de onontdekte landen van het innerlijk, de andere het luchtruim in. Hij is de eerste, die het aangedurfd heeft, een science fiction-verhaal voor het onderwerp van een gedicht te kiezen. Dit Lied van Doris en Mima in de bundel Cicade (1953) is geschreven in gebonden vorm; anders schrijft Martinson meestal vrije rijmloze verzen.
Martinsons eerste twee boeken, schetsen over zijn zeemansjaren, zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Van