Maatstaf. Jaargang 2
(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Oud-Egyptische liefdesgedichtenStaat der liefdeMijn hart staat in mij stil.
....
Zie ik zoetigheden staan
Dan meen ik zout te zien.
Zoete wijn, zoet in mijn mond,
Komt mij voor als vogelgal.
Slechts de adem uit je neus
Kan mijn hart tot leven brengen.
....
O dat een God doet duren,
Hetgeen ik heb gevonden,
Voor immer en altoos.
| |
In de bootIk daal in de boot stroomafwaarts,
Op het rythme van de roeiers,
Mijn rietbos over mijn schouders,
Op weg naar het heilige Memphis,
‘Leven der beide landen’.
Bidden zal ik tot Ptah,
Die de heer is van de waarheid:
‘Geef mij mijn liefje vannacht’.
De rivier is als klare wijn,
De god Ptah is haar kraag van riet,
De godin Sechmet haar bloeiend struikgewas,
De godin Earit haar lotus in knop
En de god Nefertoem haar geopende lotus.
De staat der aardse liefde strekt zich uit van Thebe aan de Nijl... | |
[pagina 114]
| |
Hoe blij zal mijn liefje zijn
Door haar schoonheid heen rijst de morgen.
Memphis is een schaal met liefdesappelen
Gezet voor het aangezicht
Van de God met het schone gelaat.
| |
Hese stemO dag van zoetste dronkenschap,
Wanneer ik bij hem ben,
En hem in de storm niet verlaat.
Ik vraag mijn hart soms af,
Waarom iedereen hem in het hart sluit?
Ik ben aan hem overgeleverd
Door het geweld van mijn liefde.
Mijn stem wordt hees van te zeggen:
‘Mehi, leven, geluk en gezondheid’.
Hij is in zijn landhuis....
| |
Hemelse liefdeDoortrokken is mijn lichaam van liefde tot jou:
Zo is zout water doortrokken van zout.
Haast je, haast je
Om je liefje te zien.
Zoals een paard zich haast op het slachtveld.
Hemelse liefde is ons gegeven,
Liefde die oplaait als een vlam in het stro.
| |
[pagina 115]
| |
Miskende granaatappelGa naar voetnoot*
De granaatappelboom mort:
Mijn pitten zijn als haar tanden,
Mijn vruchten als haar borsten.
Ik ben van de boomgaard de beste,
Want ik blijf winter en zomer.
De minnaar en de beminde,
Zij wandelen onder mijn twijgen,
Dronken van wijn en likeuren,
Gezalfd met olie en balsem.
Allen, allen vergaan ze,
De planten in de boomgaard,
Ik alleen uitgezonderd:
'k Blijf op mijn post, ik sta hier
Twaalf maanden van het jaar.
En dwarrelt mijn bloesem neder,
Nieuwe bloesem ontvouwt zich;
Daarom ben ik de eerste
En van de boomgaard de beste.
| |
[pagina 116]
| |
Maar zij - zij zien mij als tweede!
Langer zal ik niet zwijgen,
Langer hen niet verbergen,
En hun bedrog komt uit.
Getuchtigd wordt dan de schone.
- De granaatappelboom heeft gelijk.
Kom, laten wij hem behagen,
De dag onder hem verbrengend.
Hij is het die ons verbergt.
| |
Woedende vijgeboomHeerlijk is het en mooi
De bevelen uit te voeren
Van mijne meesteres.
Als er geen dienstmaagd is,
Ben ik de slaaf.
Gebracht werd ik uit Syrië
Als buit voor de geliefde.
Zij heeft mij laten zetten
In hare tuin.
Zij plengt voor mij geen wijn
Op de dagen dat men drinkt.
Zij vult mijn buik nog niet
Met de waterzak.
Maar als men zich verpoost,
Even het drinken staakt,
dan weet men mij te vinden!
Zowaar als ik leef, beminden,
Ik zal het U terug betalen.
| |
[pagina 117]
| |
Hem alleenAch, je bent zo mooi;
Het verlangen overvalt mij
Alles met jou te delen
Als meesteres van je huis;
Dat je arm ruste op mijn arm.
Maar je liefde tot mij is bekoeld
En ik zeg tot mijn hart en mijzelf:
Mijn geweldige heeft zich gewend
Van mij af, deze nacht;
Ik ben als een in het graf.
Ben jij niet mijn licht en mijn leven,
Jij die de vreugde brengt,
Als je tot mij komt?
Want mijn hart is alleen gezond
Als jij me begeert.
| |
Hopeloos verliefdIk dacht te genieten van de schoonheid van de hal,
Ik ging erheen om er uit te rusten;
Maar onderweg tref ik Mehi in zijn strijdwagen,
Hem en zijn makkers.
Ik weet niet meer hoe ik hem ontwijken moet;
Zal ik langs hem gaan met een effen gezicht?
De beste weg dunkt mij de rivier;
Maar mijn voeten, waar moet ik mijn voeten zetten?
Hoe weinig weet mijn hart wat ik wil:
Mehi voorbijgaan met effen gezicht!?
| |
[pagina 118]
| |
Zie mij eens dadelijk langs hem gaan,
Zinneloos het woord tot hem richtend!
Roepen zal ik: ‘Ik ben van jou’.
En hij? Hij zal mijn naam snoevend prijzen
En mij aan de eerste de beste makker
Uit zijn gevolg toewijzen, lukraak.
| |
Loze voorwendselsGa je heen omdat je hongerig bent?
Wat! Ben je dan de slaaf van je maag?
Ga je soms heen om jezelf te bedekken?
Maar ik heb lakens liggen op bed!
Of ga je heen omdat je dorstig bent?
Neem dan mijn borst,
Wat zij bevat, loopt over voor jou.
Heilig de dag van ons samenzijn!
Nederlands van Bertus Aafjes |
|