gedicht.... of nog iets anders? Men kan erop uit zijn een dichter te vertalen: dat zullen meestal diegenen doen, die een soort zielsverwantschap met de dichter in kwestie voelen, en uit dezelfde geestesgesteldheid, waaruit de bedoelde dichter een bepaald gedicht geschreven heeft, dit trachten te herscheppen in hun eigen taal. Zulks is bijv. het geval met een Segrais, die in de 17e eeuw meende, de Aeneis in het frans te hebben vertaald ‘zoals Vergilius zelf geschreven zou hebben, wanneer hij als onderdaan van Lodewijk XIV ter wereld was gekomen’. Wordt de vertaler meer door het gedicht zelf dan door de persoon van de dichter geboeid, dan zou hij het gedicht kunnen beschouwen als een stuk natuur: een plant, een steen, en dan net zo te werk gaan als een schilder die de indruk, die deze plant, deze steen op hem gemaakt heeft, zo consciëntieus mogelijk tracht weer te geven.
Geen van beide methodes ontkomt aan een grote mate van subjectiviteit. De eerste niet, omdat objectiviteit hier in feite zou betekenen dat de vertaler dezelfde geestelijke statuur zou moeten hebben als zijn voorbeeld (het komt eigenlijk neer op Bergson's beroemde demonstratie van de onmogelijkheid van het bestaan van een gedetermineerde wil: Pietje zou Paultje moeten zijn); de tweede niet, omdat de vertaler hier, evenals de schilder, zijn object ‘à travers un tempérament’ ziet.
Zoals nu echter het monster uit het sprookje, door de prins als gemalin aanvaard, plotseling in een schone prinses verandert, zo bestaat er, meen ik, ook een mogelijkheid om aan de nadelen van compromis en subjectiviteit in de vertaling te ontkomen: en wel door ze eenvoudig als vóórdelen te aanvaarden. Hiervoor is echter een Umwertung van de kunst van het vertalen nodig, die hierop neerkomt dat men niet meer ‘beschrijvend’ vertaalt, maar ‘analyserend’, niet statisch, maar dynamisch, niet in de breedte van het oppervlak, maar in de diepte - een soort freudisme dus van het vertalen.
Ik heb er reeds in verscheidene opstellen op gewezen dat het gedicht de dichter transcendeert; de dichter geeft de stoot, maar het gedicht schrijft zichzelf, en wel in functie van een bestaand, eeuwenoud taal-organisme. Het voltooide gedicht