| |
| |
| |
Antwoord op antwoord
[Gedurende het verschijnen van de eerste jaargang van Maatstaf is mij, mondeling en per brief, nogal eens verweten, dat ik te weinig ruimte zou hebben afgestaan voor het voeren van polemiek. Het spreekt vanzelf, dat ik tegen een polemisch element in Maatstaf geen enkel bezwaar heb. Integendeel. Maar ik sta op het standpunt, dat polemiek niet kunstmatig moet worden gemaakt, maar spontaan dient te ontstaan. Ten aanzien van Charles' ‘laatste woord’ over Volg het spoor terug is dat thans van de zÿde van Abel J. Herzberg het geval. - Red.]
| |
Abel J. Herzberg
J.B. Charles en het zionisme
Charles, die in het laatste nummer van Maatstaf een kaatste woord' schrijft over zijn boek en de critiek op zijn boek, beklaagt er zich over, dat hij terzake van zijn anti-zionistische gezindheid niet door de zionisten terecht gewezen is. Hij heeft daar gelijk aan. Persoonlijk heeft hij recht op enige reactie. Zijn boek is daar goed, ernstig, en oprecht genoeg voor. Maar ook de zaak op zichzelf eist een wederwoord, want hoewel het een beetje dwaas is over het zionisme te debatteren, nadat de Joodse staat is opgericht, zij blijft van belang. Als ik tot nu toe met dat wederwoord in gebreke ben gebleven, ligt dat aan een gevoel van beuheid, om niet te zeggen wanhoop, dat mij overmant, als ik de dingen lees, die Charles over het zionisme schrijft, dingen, die een halve eeuw geleden al oude kost waren. Te zijner verontschuldiging moet ik zeggen, dat hij blijkbaar pas sinds 1940, toen Hitler over de grenzen trok van de windstille hoek in Europa, waarin wij leven, van het Joodse vraagstuk heeft gehoord, terwijl ingewijden dit al wat langer kennen. Laten we zeggen 2500 jaar. Maar aan de andere kant, als millioenen doden, en nogmaals millioenen in duizenden jaren, niet voor ons kunnen getuigen, hoe zouden wij dat dan kunnen, die paar overlevenden? Het schijnt echter, dat het ons niet gegeven is te zwijgen.
| |
| |
De mening van Charles is sterk verbreid. Men is niet gaarne een vijand der joden. Men haat de affecten, die tot het anti-semitisme leiden. Men verwerpt ze, men bant ze uit. En nu heeft men het gevoel, dat zij, van joodse zijde, dus juist van die kant, waar men verstandiger wezen moest, terugkeren in de vorm van het zionisme. Dat zionisme geeft menigeen de gewaarwording of hij in zijn strijd tegen het anti-semitisme in de rug wordt aangevallen.
Iedereen zegt het op zijn eigen manier. Charles is een verklaard vijand van ieder nationalisme, en ziet in het zionisme een vorm van dit, volgens hem, schadelijk element in de wereld.
Ik ben een vriend van het nationalisme en geloof dat het grote waarde heeft. Maar men moet terdege weten, wat men onder nationalisme verstaat. Er is een nationalisme, dat toejuiching verdient, en er is een gevaarlijk nationalisme, dat moet worden bestreden. Hoe moet men tussen hen onderscheiden? Nationale bewegingen moet men, naar mij voorkomt, niet beoordelen naar hun ethos, hun innerlijke drijfveer, maar naar hun concreet politiek program. En zo lijkt het mij - met alle respect - doordraverij, om met het oog op vroegere of huidige fascistische tendenzen, de mensen kwalijk te nemen als zij het Wilhelmus zingen. Er bestaat een gezond en een ongezond nationalisme onder alle volken, zelfs - en nu ga ik de Heer Charles eens woedend maken - onder het Duitse. Er bestaat en er bestond wel degelijk, naast een zeer verwerpelijk, een gerechtvaardigd en aannemelijk Duits nationalisme, alle nazi's en anti-nazisten ten spijt. De vraag is altijd: Wat wilt Gij? Wat is Uw nationale doel? Want zolang er volken zijn, zijn er volksproblemen, en zolang er volksproblemen zijn, is er nationale politiek, en zolang er nationale politiek is, bestaat er nationalisme. Het grote probleem is dit in toom te houden, d.w.z. niet het te doden, maar het te laten werken binnen het raam der volkerengemeenschap. Dit te constateren is waarachtig niets nieuws. En daarbij te verzuchten, dat die taak buitengewoon moeilijk is, is ook al zoiets als een gemeenplaats. En toch zijn er nog altijd verstandige mensen, als de Heer Charles, die inzake het nationalisme laboreren aan een soort geheelonthouding. Omdat
| |
| |
er prostitutie bestaat, moet de liefde worden afgeschaft, en omdat Adolf Hitler de Duitsers stapelgek heeft kunnen maken, deugt het nationalisme niet. Schaf het dus af! Eenzelfde geluid hebben we jegens de godsdienst gehoord. Omdat de kerken handlangers werden bij het bestendigen van bestaande wantoestanden, moet iedere religiositeit worden verdoemd! Waarom zoudt ge dan niet, wanneer ge niet van jazz houdt, de hele muziek maar afschaffen? In wezen is het een dergelijke simplificatie, waaraan de Heer Charles zich schuldig maakt.
Nu kan men de vraag natuurlijk stellen, of het nationalisme niet uit zichzelf de neiging bezit in misbruik van nationalisme over te gaan, zoals de blauwe knoop dat aanneemt van de alcohol. Deze stelling is in de hoogste mate aanvechtbaar en is ook door niets bewezen. Waar de nationale agressie vandaan komt, hoe dus nationalisme in oorlog, verovering, fascisme e.d. ontaardt, welke machten, met andere woorden, het nationalisme ten eigen bate uitbuiten, dat zijn vragen, - de Heer Charles als socioloog weet het oneindig veel beter dan ik - die niet in een vloek en een zucht te beantwoorden zijn. Het nationalisme kan in ieder geval een zegen voor de mensen en voor de wereld zijn, en het is onze vervloekte plicht te zorgen, dat het dit wordt. Zo wil ik in dit verband, zonder daar verder op in te gaan, de laatdunkendheid wraken, waarmede in Nederland - ook door Charles - de Friese beweging bejegend wordt. Ik geloof, dat Nederland helemaal niet beseft, welk een rijkdom zulk een beweging, niet alleen voor Friesland, maar voor het gehele Volk betekent, en welk een geluk het is, dat zich een dergelijk nationaal individualisme in een land kan doen gelden. Waarbij ik allerminst ontken, dat men hierbij te ver kan gaan en zich belachelijk kan maken niet alleen, maar ook schade kan aanrichten. Om uit te maken waar de grens ligt, zijn rustiger mensen nodig dan Charles, hoezeer ik zijn onrust ook kan appreciëren en zelfs bewonderen en hoe nuttig deze ook is.
Wenden wij ons nu tot de Joden. Om voor het zionisme, de nationale beweging van het Joodse volk, de staf te kun- | |
| |
nen breken, moeten wij twee dingen weten: a, wat is de toestand waarin dit volk leeft?, b, wat is concreet het politieke doel van deze beweging? Maar eenvoudig, zonder blikken of blozen, en zonder op de nuchtere feiten in te gaan, zelfs zonder deze te kennen, een zo ernstige politieke en niet minder geestelijke beweging als het zionisme is, in één pot te douwen met de platheden van de N.S.B., of dergelijke verschijnselen, die de Heer Charles terecht de keel uithangen, staat niet geheel op het hoge niveau, waarop de schrijver voor zich en zijn lezers verantwoording af wil leggen van wat er in hem omgaat. Wellicht echter is hij bereid van mij aan te nemen, dat de nationale beweging van een volk, dat zich van een geschiedenis van 35 eeuwen bewust is, en in die geschiedenis niet geheel heeft nagelaten zich bezig te houden met problemen als, laten we zeggen, het universalisme, de menselijke eenheid, de zedelijke normen in de samenleving van mensen en volken, en dergelijke kleinigheden meer, niet blindelings voorbij is gegaan aan de problematiek die hem kwelt, en die hij opwerpt. Het zou tever voeren, daarop thans in te gaan, maar, Heer Charles, zo verontrust als Gij zijt over de buitensporigheden, waartoe het nationalisme kan leiden, zijn de slachtoffers dezer buitensporigheden zeker. En de imitatie daarvan ligt hun bijzonder ver.
En hiermede nodig ik de Heer Charles uit de liefelijkheid van het gezegende Nederland voor een ogenblik te verlaten, en met mij een klein uitstapje te maken in 20 of 25 eeuwen van een onophoudelijke rauwe vervolging en gedurende dat ogenblik even te luisteren naar de jammer die ten hemel is opgestegen zonder ooit een antwoord te vinden, en zich ook eens af te vragen, waar dit vandaan komt. Sociologisch als het kan. Objectief. Ik heb, Charles, Uw boek gelezen en met klimmende aandacht en stijgende sympathie Uw spoor terug gevolgd. Maar toen ik kwam aan Uw oordeel over het zionisme, kon ik niet nalaten in mij zelf te denken: deze man heeft het niet gehoord, en hij heeft het zich ook niet afgevraagd. En dat is jammer. Want hij is een zeer bewogen man. Indien hij het zich wel had afgevraagd, dan zou hij misschien ook hebben begrepen, wat het voor een volk zeggen wil, eeuw na eeuw geen grond onder de voeten te hebben,
| |
| |
en de zondebok te zijn, zodra ergens aan zo'n figuur behoefte is. En dan zou hij een nationalisme, dat een zo primaire eis stelt als een nationaal territoir, misschien toch met andere ogen bekijken als een nationalisme, dat, zonder de belangen van andere volken te tellen, laat staan te erkennen, niet weet op te houden over Lebensraum te bulken.
De eisen verschillen, dunkt me, nogal wat. En daarmede verschillen ook de nationalismen. Trouwens, waarom kan de Heer Charles het zich veroorloven op het nationalisme te smalen? Omdat de Heer Charles een Nederlander is, en het Nederlandse volk zijn nationale behoeften bevredigd heeft, en voor zover het dat niet heeft, heel goed weet, dat het, als een klein volk, bij nationale agressie alleen maar verliezen kan. Maar wanneer de Heer Charles tot een volk zou behoren, dat werkelijk primaire nationale behoeften had, die niet bevredigd zijn, zoals er op de wereld talrijke zijn, dan zou hij wel anders piepen. Onder die volken behoren, of liever gezegd, behoorden vóór de oprichting van de staat Israël, de Joden. De Heer Charles kent zichzelf goed, als hij zegt, dat hij - ware hij een Jood geweest - misschien wel het zionisme had aangehangen.
Wij gaan in onze onbescheidenheid verder en vragen hem een tweede ogenblik aan het Joodse vraagstuk te offeren en een blik te werpen in het hart van die kinderen, die aan Hitler ontsnapt zijn, en nu ploegen, zaaien, planten en bouwen in wat niet veel meer is geweest dan een woestijn. Misschien zou hij daar dan lezen wat het doel, het concrete, werkelijke doel der zionistische beweging is. Misschien zou hij daar iets vinden, dat hem aan moet doen als verwant aan hem zelf, nl. die algemene menselijkheid, die, als ik hem goed begrepen heb, zijn drijfveer is. Ja, Heer Charles, het spijt me voor U, maar er zijn geen Arabieren verdreven. Ik zuig dat niet uit mijn duim, en ik heb dat niet uit mooi klinkende zionistische brochures. Ik heb het met eigen ogen gezien. Mijn kinderen hebben geen mensen iets ontnomen, dat is gewoonweg niet waar. Ik zeg minder gauw dan Gij, dat iemand liegt. Gij liegt niet. Gij zijt verkeerd ingelicht. Maar of zij, die U inlichtten, evenzeer te goeder trouw zijn als Gij, staat te bezien. Ik weet hoe Joodse kibboetziem hun Arabische
| |
| |
buren hebben gesmeekt te blijven, en hun magere, kleine koeien niet te verkopen en hun aangeboden hebben hen te beschermen toen de oorlog onvermijdelijk was. En weet Ge waarom? Omdat de leden van die kibboetziem precies zo over menselijke verhoudingen hebben leren denken, als Gij in Uw beste ogenblikken. Ja, misschien wel, omdat zij aartsnationalisten zijn en zich hebben gerealiseerd, wat het Joodse nationalisme, dat altijd nog iets ouder is dan bijvoorbeeld het Duitse, van hen als mensen t.a.v. hun medemensen verlangt.
Ik weet, dat er misdaden zijn gebeurd. Gij zijt een criminoloog en Gij weet, dat misdaad niet het ergste is in de maatschappij, maar dat zij pas erg wordt, als zij door de verantwoordelijke mensen aanvaard en gesteund wordt. Hebt Gij - behalve in de propaganda - daarvan uit Israël ooit iets gehoord? Of hebt Gij gehoord, hoe de regering en het volk daar tegenin zijn gegaan?
Ik weet ook, dat het politiek hetzelfde effect kan hebben of mensen vluchtten of verdreven worden. Is het vanuit Uw anti-nationalistische opvatting niet Uw taak dit effect te verzwakken en te proberen de gevolgen, die de reclame daarvoor te weeg kan brengen, te verminderen? Want, waarde anti-nationalist, weet Gij eigenlijk wel, wat Uw doodvonnis over ieder nationalisme en dan in het bijzonder het Joodse nationalisme betekent? Het betekent, dat Gij het Arabische nationalisme, en de krachten, die daarachter staan, versterkt en in de kaart speelt. Dat komt ervan als men een nationalistische geheelonthouder is.
Het resultaat van deze geheelonthouding mag U toch als verantwoordelijk man niet onverschillig zijn. Het spreekt vanzelf, dat in een gemeenschap, als die der Joden in Israël, verdrinkende in de problemen, van alle kanten bedreigd, en daarenboven in de steek gelaten door mensen als Charles, d.w.z. door een groot deel der humanisten, zich een chauvinisme moet gaan ontwikkelen, omdat anders iedere zelfverdediging onmogelijk is. Zo werkt Uw anti-nationalisme averechts. Want het spreekt toch ook vanzelf, dat voor de Arabische vijanden van Israël, juist Uwe kwasi-onpartijdigheid, Uwe algemene menselijkheid, die slechts een frase is en
| |
| |
geen materiële inhoud heeft, in de hoogste mate gelegen komt. Als de vrienden der Joden hun schouders ophalen, wanneer zij een laatste levensmogelijkheid aangrijpen voor zichzelf, wat moeten de vijanden der Joden dan doen? En welke krachten zijn het dàn, die daardoor in de wereld worden bevorderd?
Neem eens een borrel nationalisme, waarde Heer Charles. Het zal U helemaal geen kwaad doen. De blauwe knoop is ook niet alles. De blauw-witte vlag van Israël kon wel eens nuttiger zijn, nuttiger voor U en Uw idealen, waarvoor - ik herhaal - voor het overige niets dan mijn hoogste respect.
| |
J.B. Charles
Eindelijk
Mijn boek Volg het spoor terug vráágt om zo'n weerwoord, maar de paladijnen van het Zionisme lieten tot dusver verstek gaan, of reageerden slechts terzijde. Hun schaarse reactie verkreeg de toon van een ergernis, die geen andere grond liet zien dan het feit, dat ik het met hen niet eens was. Mijn ‘laatste woord’, dat dus geen laatste woord bleef, oogst nu eindelijk het principiële geluid, waar ik recht op doe gelden. Ik ben er de heer Abel J. Herzberg, zich noemend en schrijvend ‘een vriend van het nationalisme’, dankbaar voor. In het hier volgende zal ik niet op kleinigheden ingaan; eerst echter dit, dat ik geen enkel bezwaar heb tegen het Wilhelmus en het zingen daarvan en dat het tegendeel beslist niet uit mijn boek kan worden gelezen.
Ik ben geen vriend van het nationalisme. Maar of ik dat goed vind of niet, het bestaat; het zal nog wel enige tijd blijven ontstaan; men kan er enige charme aan toekennen en zelfs enige waarde. Ook al zou dat laatste niet het geval zijn, het kan niet afgeschaft worden. Het is er mee als met de krankzinnigheid, het excessief drinken en de prostitutie. Dit zijn gevaarlijke voorbeelden in verband met ‘nut’ en ‘charme’, maar ik laat ze staan.
Hoewel ik naar thesen verlangd heb, blijk ik er, nu zij mij eindelijk worden voorgehouden, niet veel mee te kunnen be- | |
| |
ginnen. Want bijvoorbeeld tegenover de praemisse van de heer Herzberg, dat er een nationalisme is, dat toejuiching verdient, en een dat gevaarlijk is en bestreden moet worden, stel ik kortaf, dat het nationalisme min of meer gevaarlijk is. Het is nooit zo ongevaarlijk, dat men zich met de charme ervan zou kunnen vergenoegen. Men zal die gevaarlijkheid echter niet naar een concreet politiek program moeten beoordelen, om zo het mogelijke nut tegen die gevaarlijkheid af te wegen. Ik nam er met bevreemding kennis van, dat de heer Herzberg nationale bewegingen wel naar zulk een program wil beoordelen en niet naar hun ethos. Dit concrete program namelijk is niet meer dan een product van: a, hetgeen men zich tijdelijk van de innerlijke drijfveren bewust is, b, een in verband daarmee gekozen doel, c, hetgeen men denkt, dat tot verwezenlijking van dat doel kan strekken en d, dat wat men van dit alles naar buiten wenst te tonen. Elementen derhalve, die weinig zeker zijn en over een korte tijd soms grote variabiliteit in het program toelaten.
De quaesties worden nog veel neteliger, als wij willen inzien, dat het reeds zo onvaste nationale concrete doel aan het bestaan van een volk gebonden is. Een volk is niet iets als een chemisch element met een eeuwige formule, maar het is een historisch-sociologisch verschijnsel. Het is de toestand, waarin een groep mensen verkeert, die overigens, doch dit is nevenzaak, meestal ook enkele rassenkenmerken gemeen hebben. Wij maken zelf onze volken, aldus is een van de betogen van mijn boek. Voorzover wij erin geboren zijn, kunnen wij ons er los van maken. Voorzover de volken nalatenschappen zijn, die ons belasten, kunnen wij die erfenis verwerpen. Wij zullen dat langzamerhand moeten gaan doen, willen wij het internationale gemenebest verwerven. Daarin zal het begrip ‘volk’ niet meer zijn dan heden een volendams costuum op onze straten.
Als de heer Herzberg op mijn boek antwoordt, dat er gezond en ongezond nationalisme ook onder het duitse volk bestaat, dat er ‘wel degelijk, naast een zeer verwerpelijk, een gerechtvaardigd en aannemelijk duits nationalisme’.... ‘bestaat’.... ‘alle nazi's en anti-nazisten ten spijt’, dan heb ik eindelijk mijn objectie tegen de opvatting, die ik on- | |
| |
der veel anders over het Zionisme uitsprak. Het is mij een genoegen, juist aan de hand van dit uitstekende voorbeeld, te doen zien hoezeer de objectie faalt.
Is er altijd een duits nationalisme geweest? Nee, want Duitsland, het duitse volk, is er niet altijd geweest. De natie Duitsland heeft het duitse volk doen ontstaan uit ethnologische groepen, die ook in Denemarken, Nederland, Brittannië, België, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije voorkomen. Voordat de natie Duitsland ontstond, waren er vele kleine naties met volkenkundige differentiëringen uit bovenbedoelde groepen. Zij koesterden allemaal enig nationalisme, sommige dezer naties een sterk nationalisme, bijvoorbeeld Pruisen. Was dat prusisme gedeeltelijk een goed en gezond en slechts gedeeltelijk een gevaarlijk nationalisme? Iemand als Goethe, die het pruisische nationalisme actief zag worden, zou deze vraag denk ik met ergernis hebben afgewezen. Hij wenste alleen het opdringende, arrogante en gevaarlijke in dit nationalisme in het oog te houden; de situatie dwong hem daartoe. En wij, achteraf, zullen de diverse nationale programma's van de Pruisen van voor en na Napoleon als weinig nuttige documenten in het archief laten, zo wij dit nationalisme zouden wensen te beoordelen. Wij zouden beter bijvoorbeeld de mémoires van Albert Perdeck (in De Nieuwe Stem 1954) kunnen lezen. Wij zouden van dit karakteristieke nationalisme namelijk de ethos en de dynamiek willen bestuderen. Omdat deze, met verandering van de programma's dezelfde is, die de Pruisen aan de Duitsers induceerden en de Duitsers later aan nederlandse, deense, franse en belgische SS-ers. En die zij, als zij de oorlog niet verloren hadden, wat zeg ik, als er niet een wapenstilstand was gekomen, reeds ruimschoots zouden hebben geïnduceerd aan Europa. Die zij ook, als zij de oorlog straks met onze hulp zullen voortzetten om de oostelijke territoria terug te veroveren, wederom aan ons zullen opdringen. Laat ik hier, voorzichtigheidshalve, terstond vaststellen, dat ik niet bedoel, dat men moet vrezen dat het huidige joodse
nationalisme ook in dier voege expansief zal worden. Maar het is vroeger in andere betekenissen, met zeker racistisch exclusivisme namelijk, echter dikwijls genoeg expansief, imperialistisch en ko- | |
| |
loniserend geweest. En ik zie principieel geen verhindering, dat het dat op den duur weer zou kunnen worden. Ik zie in de ethos van het nieuwe Israël geen garantie, dat het een haven aan de Perzische Golf niet nog eens even broodnodig zal gaan achten als thans de Negeb.
Ik herhaal, dat nationalisme naar zijn ethos en dynamisme moet worden beoordeeld. De programma's van Mussert zagen er vrij ongevaarlijk uit. Die ten overvloede nog eens wil nagaan hoe pestilent de nsb-ers al waren ver vóór 1940, kan deze programma's rustig ongelezen laten. Wat Bismarck gezegd heeft, is minder interessant dan wat hij heeft verzwegen. Wat Bismarck mogelijk gedacht heeft, is minder belangrijk dan wat de Wilhelms van de langzaam ontstane duitse religie exponeerden. Als wij het duitse voorbeeld namelijk nog een keer voor ons nemen, zien wij, dat een natie en haar ethos samen ontstaan en elkander creëren. En de ethos is iets dat mensen zich maken, die bezig zijn een natie te vormen. De mensen maken hun naties en nationaliteiten zelf, zij het, dat zij zich er meestal toe gedwongen voelen. Nood en een libidineus aanvaarden, ja, claimen van die nood, doen naties ontstaan. Soms is de noodtoestand allang opgehouden terwijl de opgewekte libido nog bijzonder krachtig blijft. Zelfs als de naties lijken al voorhanden te zijn, maken de mensen die nog zelf door ze te aanvaarden.
De mensen nu behoeven niets te aanvaarden wat er is. Zij zullen bijvoorbeeld moeten inzien, dat de charme van een nationalisme niet de geringste internationale onvrede waard is. Zij zullen moeten leren, dat zij het moeten bestrijden, zoals zij de malaria, de kindersterfte en de debiliteit moeten bestrijden. Ik noem dat laatste ongemak van de mens erbij, om te tonen, dat ik er mij van bewust ben hoe onmogelijk deze opgave lijkt en van hoe lange duur het proces dezer politiek zal zijn.
Na deze uiteenzetting zal het duidelijk zijn, waarom ik de hartstocht van de heer Herzberg nogal koud beantwoord. De heer Herzberg roept uit: omdat er prostitutie bestaat, moet de liefde dus worden afgeschaft; omdat de kerken handlanger werden bij het bestendigen van bestaande wantoestanden, moet elke religiositeit worden verdoemd; waarom zoudt ge,
| |
| |
wanneer ge niet van jazz houdt, de hele muziek dan maar niet afschaffen? Mijn antwoord luidt: als er liefde is, bestaat er geen prostitutie meer; de religiositeit zou zo indringend moeten worden, dat de kerken hun oorspronkelijke functie zouden vervullen. Theoretisch luidt vervolgens het antwoord op de laatste vraag: omdat ik van muziek houd, houd ik niet van jazz, maar inzoverre is dit voorbeeld van de heer Herzberg wat ongelukkig, dat ik het met het volgende antwoord moet doen dérailleren: omdat ik van muziek houd, houd ik van jazz.
‘Wenden wij ons nu tot de Joden’. Waarom voeden zij een nationalisme? Omdat zij een natie wensen te zijn. Waarom wensen zij dat? Omdat zij als volk vervolgd werden. Waarom werden zij dat? Omdat de mens sadistisch is en de Joden, die een volk wensten te blijven, zwak waren. Waarom en in hoeverre wilden de Joden een volk blijven? In zoverre als zij nationalistisch zijn. Of anders: waarom is er Zionisme? Omdat er antisemitisme is. Waarom zijn er antisemieten? Het is een beschaafd mystiek gebaar, mede de schuld op zich te nemen van de eeuwenlange vervolging der Joden. Maar kan men zich dit gebaar wel helemaal veroorloven? Ik zou niet graag beamen schuldig te zijn aan de schandelijke uitroeiing, met de kruisvlag hoog in top, van de amerikaanse Indianenrijken. Die slachterij vond plaats door expansieve bandieten, van welke ik mij, zo dit nodig mocht zijn, thans nog wens te distanciëren. Ik distancieer mij van oude en nieuwe antisemieten, maar ik zou medeschuldig zijn aan de diepe ellende van vele Arabieren als ik het Zionisme bewonderde. Maar goed, waarom is er antisemitisme? Omdat er Joden zijn Waarom zijn er Joden? Omdat er mensen zijn, die menen Jood te moeten zijn en mensen die Jood willen zijn. Die menen dat het zijn van Jood een onontkoombaar lot is, vergissen zich tragisch. Zij verzetten zich tegen hun tragiek en keren de zaak om: zij willen niet anders dan Jood zijn. Zij geloven dit. Waarom willen sommige mensen Jood zijn? Omdat zij Zionist zijn. Ik schreef in mijn boek, dat Zionisme geaccepteerd antisemitisme is.
Dit is geen simplicisme en geen sofisme. Het is nodig, dit
| |
| |
zo te stellen, om tot de grond der werkelijkheid te komen. De uiteindelijke bepaling met welke Hitler het alleen kon bereiken, een volk voor zijn gasovens aan te wijzen, was die, dat tot dat volk gerekend werden de lieden, die voorouders hadden in de tweede of derde graad, welke de bepaalde religie aanhingen. Dit is geen verklaring, die de psychopathische korporaal enigermate moet verontschuldigen. Het beest Hitler blijft het Beest. Maar het merkwaardige feit moet overdacht worden dat, als de Joden in 1850 hun religie hadden afgelegd, Hitler, onze secretarissen-generaal, burgemeesters en de vele dienstvaardige ambtenaren van Koninklijke Marechaussee, rijks- en gemeentepolitie geen kans gehad zouden hebben, Joden in te zamelen voor galg en kamp, oven en massagraf. Want het zou niet mogelijk geweest zijn, uit te maken wie Joden zijn. Sterker, er zouden geen Joden bestaan.
Het Zionisme is de vrucht van een religie. Elke religie zet zich, afgeworpen, nog door en draagt, afgesneden, nog vruchten. De moderne mens, die niet langer in de universele God gelooft, gaat, als overgang, in de Mens geloven. De joodse is de modernste der primitieve religies en is de primitiefste der nieuwe godsdiensten. De joodse God is tegelijk de Heer van een volk en een universeel God. Voorzover de Joden hun geloof nog aanhangen, geloven zij meer in de Messias dan in Israël, dat wil zeggen - het is een quaestie van volgorde - betekent de Messias Israël in de volle omvang. Bij hen die niet langer gelovig zijn is de overgangsfiguur deze, dat zij alleen nog maar in het volk, in Israël geloven. Zij zijn religieus, maar hebben geen God. Hun God is hun natie. Zo is het Zionisme wel de vrucht van een religie, maar een bastaard. Met de psychologie van de bastaard; strijdbaar masochistisch.
Er zijn drie soorten Joden: vrome, zionistische en die ook zonder de God Natie leven. Dit is éen van de mogelijke verdelingen en zij deugt nog niet eens. Want de derde groep mag dan door Hitler, onze secretarissen-generaal enz. (zie het lijstje hierboven) met een ster beplakt zijn, ik erken ze niet als Joden. Het is mij ten aanzien van mijn vrienden en buren, straatgenoten en natiegenoten onverschillig, of zij voor- | |
| |
ouders hadden, die in Groenland of in de Oeral leefden. De eerste twee groepen, die zich thans nog als zodanig kiezende Joden, zouden het joodse probleem binnen 50 jaar kunnen oplossen, als zij dat wilden.
Wij zijn nu dus gekomen bij de verschillende manieren, waarop men het antisemitisme kan doen ophouden. Ongetwijfeld is een ervan de vorming van een Israël waar alle Joden zich concentreren. Er komt dan natuurlijk wel een groter of kleiner anti-israëlisme voor in de plaats in de buurlanden, zoals wij met Duitsers en Belgen over en weer tijdelijk meer of minder tegenzin aan elkaar hebben. Dat zal echter geen antisemitisme zijn, maar een normaal verstandhoudingsaspect of wrijvingsverschijnsel tussen gelijkwaardige partners. Het antisemitisme is namelijk psychologisch iets anders; het kenmerkt zich, als sadisme, door groots machtsverschil. De beginselen van het sadisme zijn: die machteloos is, moet lijden; die lijdt, moet nog meer lijden.
Een andere manier, waarop het antisemitisme kan verdwijnen is, doordat de Joden als volk verdwijnen. Ik zou dit op zichzelf niet betreuren, want ik zie niets in een ‘volk’. Ik vind het als begrip een historisme. Als Herzberg spreekt over een volk ‘dat zich een geschiedenis van 35 eeuwen bewust is’, dan moet ik nu eenmaal het hoofd schudden. Is dat wat Herzberg bedoelt een soort zelfbewustzijn? Nee, want niemand is 35 eeuwen oud en ik heb alleen met levende mensen te maken. Die geschiedenis is niet meer dan een voorstelling en voor onze voorstellingen zijn wijzelf verantwoordelijk. Men kiest ze naar zijn smaak. En iemand die mystiek vleselijke deelname wenst te claimen aan een stuk historie, kan tot merkwaardige voorstellingen komen. Maar ik behoud mij het recht voor, er koud van te blijven. Als zijn voorstellingen mij vredeloos lijken te kunnen worden, zal ik hem tarten. Weet gij wel zeker, vraag ik hem, dat gij inderdaad vleselijk deelneemt aan uw volk? Overgrootouders alleen zeggen mij op 35 eeuwen niets. Hoe was het in het jaar 1000, toen enige miljoenen van uw voorouders leefden? Hoevelen van hen waren Perzen, Grieken, Egyptenaren, Filistijnen, Fries of Ier, Barbaar of Scyth? En zijn, als wij maar eeuwen genoeg terug gaan, de Angelsaksers misschien
| |
| |
niet meer Israëliet dan gij? Het bewijs, dat zij de nakomelingen der Tien Stammen zijn is niet fantastischer, dan dat gij het zijt van een der Twaalf, of Twee, als u wilt.
Maar ach, deze tweede manier deugt ook niet. Een assimilatie, zelfs zoals die welke de British Israëli's volgens sommigen zouden hebben gepresteerd, is heel mooi, maar hoe onredelijk zou het zijn de opheffing van het anti-semitisme te verlangen van de Joden door snelle assimilatie. Deze manier om van het antisemitisme af te komen is niet beter dan de zionistische. Dit offer zou een tegemoetkoming zijn aan een wereld, die blijkbaar niet toestaat, dat de Joden als Joden in haar en haar naties opgaan. Zodra de wereld dit wèl zou toestaan, zou tegelijk het antisemitisme verdwenen zijn en de assimilatie zich gaan voltrekken.
Ik weet, dat anti-zionisme gedeeltelijk uit een pijnlijk gevoel ontstaat en uit een getuigenis, een protest: ‘men heeft jullie niet aanvaard’ en ‘maar ik aanvaard jullie wel, blijf toch bij ons!’ Maar het vindt ook ontstaansgrond in de rede. Zionisme is een stap terug, daar blijf ik bij, het is een regressie-verschijnsel en het is onredelijk, hoe redelijk het lijkt. Doch mag men altijd maar weer van hen, die zich nu eenmaal Jood weten of voelen of menen te moeten kiezen, een bloed en tranen kostende redelijkheid en dulding vragen? Het is onmenselijk. Men kan het onmenselijke niet verlangen. Wij zullen voorlopig dus genoegen moeten nemen met Israël en met de oorlog die daar komt. Wij zullen er geen partij in kiezen. Wij zullen ondanks alles onze hoop blijven stellen op een klassenloze wereld, waarin wij zijn dienstbaar èn vrij, waarin is noch Jood noch Griek.
Ik zal op de komst van deze wereld graag een glas drinken met Abel Herzberg, maar de drank zal niet nationalisme mogen heten.
|
|