Kleine haven
Een kleine haven waar zich niets ontscheept
Dan soms een ster of een verdwaalde wind
Of een verlangen dat mij niet vergeet
Naar een geluid dat men op aarde vindt
En dat een oude ruimte opensluit,
Al was het maar van regen op een ruit.
In deze haven die wordt onderwoeld
Door een rivier die zonder oevers is
En zonder bedding, als een droefenis,
Wanneer en hoe ben ik er aangespoeld?
1940
Nes Tergast had nog wat oude gedichten liggen, die hij ‘wanneer er zich eens een goede gelegenheid toe voordeed misschien nog wel eens zou publiceren’. Maatstaf heeft gemeend, er goed aan te doen, hem die ‘goede gelegenheid’ meteen te verschaffen, en aan zijn ‘misschien’ evenzo meteen een einde te maken. In dit en in het Juli-nummer van Maatstaf zult U er daarom een aantal van aantreffen. Redactie