Maatstaf. Jaargang 1
(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 696]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.W. Schaper
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 697]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den of grofste willekeur af. Hetgeen overigens geen bezwaar zou zijn, wanneer die voorstellingen ons niet vaak beletten, niet alleen het verleden, maar ook het heden in zijn ware aard te herkennen en op zijn werkelijke waarde te schatten. Wie zal het onheil kunnen aanduiden, dat de ideologie van het Romeinse imperialisme over de latere mensheid heeft uitgestort, welke schade alleen al verre overtreft, wat de befaamde Pax Romana ooit voor één of twee eeuwen aan menselijk geluk moge hebben betekend. En wie waagt het, zich in te denken, wat het voorbeeld der consuls en pro-consuls, der Cesaren en Augustussen, via de Napoleons, de Cromers en Lyautey's, de Cecil Rhodes' en de MacArthurs nog in de geesten en gemoederen der opgroeiende en komende generaties kan aanrichten. Caveant Magistri - welk een verantwoordelijkheid rust op de schouders der eerzame schoolmeesters! Want evenzeer of even weinig als de historie de leermeesteres des levens is, is de magister de schepper der historie.... Heeft men niet gemeend, de hele Franse Revolutie te kunnen verklaren uit de macht, die het klassicisme en met name het oude Rome over de geesten der achttiende eeuw gekregen had? In elk geval is het feit, dat het bovenal de Romeinse Oudheid is geweest, die de mannen van 1789 in hoge mate, ten goede en ten kwade, heeft geïnspireerd, het simpele gevolg van de omstandigheid, dat in Frankrijk op de collèges wel de Romeinse, maar niet de Griekse klassieken werden gelezen. Daardoor kon het Franse klassicisme niet anders dan een Latijns karakter dragen en nimmer het niveau bereiken van het gelijktijdig neo-hellenisme in het Duitsland van eind-achttiende eeuw. Maar daarom is dit Latijnse klassicisme nog niet minder werkzaam geweest. Ja, men zou zelfs kunnen zeggen, dat een gelukkig toeval het zo bestierd heeft, dat het Franse volk in zijn politieke rijpingsproces zich liet inspireren door de juist politiek tamelijk voldragen Latijnse cultuur, waar het Duitse, aan een politieke bewustwording nauwelijks toe, zich althans kon laven aan de Griekse geest; ware het niet, dat in Duitsland dit klassicisme weldra zou verschralen tot de letterknechtschap van een duffe geleerden-kaste. Terwijl in Frankrijk de klassicistische romantiek heeft bijgedragen tot een politieke phraseologie en phraseolo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 698]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gische politiek, beide vol heilloos misverstand en overrijk aan sociale tragiek en menselijke misère.
Er is in Amerika een merkwaardige studie verschenen over The Cult of Antiquity and the French RevolutionariesGa naar eind2., eigenlijk in antwoord op de vraag van de bekende historicus en socioloog Carl Becker naar een boek, dat zou aantonen ‘hoe de revolutionnaire geestesgesteldheid van de achttiende eeuw mede gevoed werd door een ideale opvatting van het klassieke republikanisme en de Romeinse deugdzaamheid’. Of korter: ‘waarom huilde Madame Roland zo vaak omdat ze niet als Spartaanse was geboren?’. Welnu, Harold Parker, die het uitzocht, kwam tot de ontdekking, dat Manon Phlipon, de latere Madame Roland, inderdaad toen ze een jaar of tien oud was, spijt had, dat ze geen Spartaanse of Romeinse was, maar dat ze overdreef, toen ze in haar Mémoires aan Plutarchus toeschreef, haar tot de republiek te hebben bekeerd. Waarmee niet ontkend wil zijn, dat zij op negenjarige leeftijd Plutarchus naar de kerk meenam in plaats van haar gebedenboek; noch dat deze verromeinste Griek en moraliserende historicus bij uitnemendheid op haar en vele van haar tijdgenoten een grote invloed heeft uitgeoefend. Parker geeft een alleraardigste tabel van citaten uit de vergaderzalen en voornaamste publicaties van de Revolutie-tijd, die men gaarne compleet zou copiëren.Ga naar eind3. Wij ontlenen er hier aan, dat tegen 83-maal Cicero, 36-maal Horatius, 36-maal Plutarchus en 25-maal Tacitus slechts 16-maal Montesquieu, 9-maal Rousseau en 7-maal Voltaire werd geciteerd. Grote leveranciers waren Desmoulins en Brissot, beiden met een vaardige pen, waaruit de woorden van Cicero en Plutarchus vlot voortvloeiden. Robespierre, vlees-geworden Rousseau en ‘Voltaire-in-ernst’, citeerde zijn beide geestelijke vaders in de hier genoteerde publicaties nimmer, maar wist Cicero 3-maal en Plutarchus althans éénmaal te pas te brengen. Misschien op zichzelf overigens een waarschuwing, deze notering niet te overschatten. Maar verder is Parker kritisch genoeg en is het juist zijn grote verdienste, te hebben aangetoond, hoe ongetwijfeld de mythe van de Romeinse republiek, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 699]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veelal op gelijke voet met die van Sparta, de acteurs in het Franse drama heeft geïnspireerd, maar hoe hun waardering van die mythe en de positieve of negatieve strekking dier inspiratie varieerde niet alleen met hun leeftijd en ontwikkeling, maar ook regelrecht met de al of niet daarvoor gunstige politieke conjunctuur. Om bij Madame Roland te blijven, is zijn conclusie, n.a.v. haar brieven van vóór 1789, ‘dat het lezen van Plutarchus geen waar enthousiasme voor de openbare deugden of voor de vrijheid inspireerde; dat wellicht, alles bij elkaar genomen, Plutarchus in haar vroegere kinderjaren bij haar een theoretische, academische, sentimentele voorkeur voor republieken had gewekt, die zij tot de Revolutie zou blijven koesteren,.... maar die zij zelden, zo ooit, omzette in een pittige veroordeling van de bestaande monarchie en nimmer in een agitatie voor de verandering daarvan’. De man, die wellicht in de Conventie het meest zwoer bij de Plutarchiaanse helden, was Saint-Just; maar hèm werd dit dan ook door zijn collega Barère naderhand als een ‘schooljongensachtigheid’ aangerekend. Typische kwalificatie voor de ‘aartsengel van de Dood’, welke ere-titel zijn vele offerandes aan de guillotine, het altaar des Vaderlands van de Terreur, hem opleverden, voordat hij het eigen engelenhoofdje onder het revolutionnaire scheermes stak. François-Noël Babeuf had niet, zoals Robespierre, Danton, Desmoulins e.a., een klassieke opvoeding gehad. Hij was in zeer behoeftige omstandigheden opgegroeid, een volstrekte autodidact, maar met een grote leeshonger. Zijn ideeën, met inbegrip van hun klassieke aankleding, ontleende hij aan zijn lievelings-auteurs Rousseau, Mably en Morelly. Hij verlustigde zich bij voorkeur in de streng-priteinse orde van het Lycurgische Sparta en hij vond levensstichting in het voorbeeld der grote Romeinse republikeinen, die hij uitdrukkelijk als zijn schutsheiligen aanriep. Uitvoerig heeft Babeuf uiteengezet, hoe dankbaar hij het decreet van de Législative had aangegrepen, dat gelegenheid bood, christelijke doopnamen in klassieke te veranderen. ‘Temidden van de vrije gedachte stuit het me tegen de borst’, schreef hij, ‘nog altijd als mijn tweede naam “Toussaint” te voeren. En “Nicaisse”, de derde en laatste gelukkige heilige, die mijn liefhebbende peet mij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 700]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter navolging voorhield, heeft een klank, waarvan ik helemaal niet houd (nicaise betekent sul en sukkel, leert het woordenboek); en wanneer te eniger tijd mijn hoofd valt, ben ik niet van plan, er mee in mijn handen rond te lopen. Ik zou liever regelrecht sterven als de Gracchen, wier leven mij eveneens bevalt en onder wier bescherming ik mij in het vervolg bij uitsluiting wens te plaatsen’. En zo noemde hij zich, na het tevoren al met de naam Camillus te hebben geprobeerd, voortaan Gracchus Babeuf.Ga naar eind4. Veel meer dan de naam en het bittere einde heeft hij met zijn roemruchte schutspatroons niet gemeen gehad. Want al was het wellicht de loi agraire, naar het voorbeeld van de beroemde lex agraria, die hem tot de Gracchen had gebracht, hij heeft die later weer afgezworen en het is niet daarin, dat wij een zeker parallelisme zullen moeten zoeken. Maar het wordt tijd, ons eerst met de Gracchen zelf, het proto-type, bezig te houden.
Het optreden der Gracchen, Tiberius in 133 v. Chr., zijn broer Gaius tien jaar later, valt op één der keerpunten der Romeinse geschiedenis.Ga naar eind5. Rome had zijn eerste grote reeks veroveringsoorlogen naar Oost en West afgesloten. Het maakte zich op, de grootste roof- en slavenstaat te vestigen, die ooit ter wereld zou verrijzen. Weldra zouden de provinciën door de edele combinatie van veldheren en bankiers vakkundig worden leeggezogen, zodat ‘elke halm rijpte voor de belastingpachter en elk kind opgroeide voor de slavenhandelaar’. De degenererende werking dezer bloedheerschappij op het volk der overheersers zelf bleef niet uit. De Romeinse regentenklasse veranderde, naar het woord van Toynbee, ‘door de overwinningsroes in een roversbende’. De vrije boerenstand, de kern van de volkskracht, verbloedde op de slagvelden en ontaardde door de economische weerslag der veroveringen tot een klaplopend stedelijk proletariaat. De Gracchen hebben deze ontwikkeling willen stuiten, de vrije boerenstand als sociale basis van de Republiek willen behoeden. Zij waren in wezen conservatief, al drong de gang van zaken hen tot revolutionnaire methodes. Maar het proces was waarschijnlijk reeds te ver gevorderd, het Romeinse pro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 701]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
letariaat zelf reeds te zeer verpauperd en gecorrumpeerd. De Romeinse staat was in zijn bestaan reeds zozeer op de georganiseerde roof gebaseerd, dat Caesar later zijn muitende soldaten tegemoet zou voeren: geen oorlogen voeren betekent geen welvaart, geen heerschappij, geen onafhankelijkheid, geen Romeinen zijn.... Een weg terug was er niet. Om de inhoud van dc hervormingsplannen der Gracchen is het ons hier nauwelijks te doen. Tiberius’ akkerwet, de lex agraria, die het door de grootgrondbezitters geusurpeerde staatsdomein ten dele weer aan de gemeenschap wilde brengen om de boeren aan grond te helpen, is bekend; ook om haar gematigdheid, haar omkleding met allerlei reserves, haar ontzien van de belangen der bezitters, wier klassenegoisme evenwel reeds alle perken te buiten was getreden. Het program van Gaius, een veel genialer politicus, omvatte heel wat meer. Ook bedenkelijke punten, die mede de uitlevering der provincies aan de geldmannen ten gevolge hadden. Zij zouden hem tot bondgenoten zijn, maar zij lieten de hervormer onmiddellijk in de steek, toen hun eigen belangen in het gedrang kwamen. Overigens waren de Gracchen en de volkspartij evenzeer als hun tegenstanders het er over eens, dat de overwinnaars het volste recht hadden, vrijuit over bezittingen en inkomsten van de onderworpen volken te beschikken. Terecht wijst Bolkestein erop, hoe kort nog maar ook in onze tijd op dit gebied het democratische geweten is gaan spreken. Meer dan de inhoud boeien ons de vorm, de heftigheid, de hardheid ook, die de strijd aannam, naast de karakters der hoofdfiguren. Toynbee noemt Tiberius nogal ongemotiveerd een ‘would-be hervormer’; deze voorname aristocraat was wel degelijk een ‘gedrevene’, die bij alle aarzeling de eenmaal ingeslagen weg tot het bittere einde afliep. Misschien geen groot staatsman, die het spel van krachten en tegenkrachten, door hem opgeroepen, overzag en beheerste. Maar toch méér dan een ‘idealistische Schwärmer’, zoals een Duits deskundige wil. Daarvoor had hij, ofschoon daartoe door zijn aristocratisch milieu weinig voorbereid, een te scherp en realistisch inzicht in de wantoestanden van zijn tijd. Daarvoor was de greep, die zijn welsprekendheid hem over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 702]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van heinde en ver samengekomen massa's verschafte, te machtig. Daarvoor heeft dit woord te lang en doordringend doorgeklonken door alle eeuwen heen. ‘Wanneer het volk’ - aldus de klassieke passage bij Plutarchus - ‘om zijn spreekgestoelte was saamgestroomd, stond hij op en sprak over het lot der kleine luiden: de dieren, die in Italië leven, hebben een hol, een legerstede en schuilplaats; de mensen, die voor Italië strijden en sterven, hun deel aan lucht en licht, verder aan niets; zonder dak en zonder woonplaats komen zij om met kinderen en vrouwen. De veldheren liegen, wanneer zij hun soldaten voor de slag oproepen om hun graven en heilige plekken te verdedigen; want hoevelen van de talloze Romeinen zijn nog in het bezit van een altaar der vaderen en een grafstede van voorouders? Neen, voor de weelde en het bezit van anderen vechten en sterven zij, in naam meesters der wereld, terwijl zij geen kluit aarde in eigendom hebben’. Terecht heeft men gezegd, dat het de geweldige macht van waarheid en hartstocht is geweest, die deze woorden tot voorbeeld voor alle latere proletarische strijd heeft verheven. Evenzeer terecht heeft Bolkestein erop attent gemaakt, hoe de Romeinse armen vechten en sterven voor de weelde van anderen, terwijl de moderne proletariër protesteert tegen de uitbuiting van zijn arbeid; tegenover de economische exploitatie der moderne arbeidersklasse staat de politieke exploitatie der onderworpenen in de Oudheid, waartegen op zichzelf ook de proletariër zich niet verzet, maar waarbij hij het aandeel in de buit opeist, dat hem, de mede-burger, afhandig wordt gemaakt. Het woord droeg stellig een opstandige inslag en daarin verschilt het essentieel van de bijna gelijkluidende passus in het Evangelie (Mattheüs 8: 20; Lucas 9: 58), waar Jezus tot een schriftgeleerde zegt: ‘de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neder te leggen’. Toynbee wijst hier op de parallel: hoe Jezus het lijden der Galilese boeren op zich nam, die door dezelfde elementen beroofd waren, als hun Romeinse voorgangers; maar ook op het verschil: hoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 703]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jezus geen politieke of sociale uitweg aanduidt, maar de armoede tot bron van geestelijke rijkdom maakt. Toch heeft het woord van Tiberius juist om zijn revolutionnaire protest-inhoud in later eeuwen zo vaak weerklank gevonden, waarbij ook menig Christen de ombuiging in evangelische zin ontgaan is. Zoals die Puriteinse klager uit de tijd van Elizabeth, Peter Stubbes, die in een eeuw van klatergoud een schrijnend beeld ophing van de ellende der Londense armen: ‘zij liggen, zo zij ze hebben, op strozakken in de straten, anders in de modder. Want een dak boven hun hoofd bezitten zij evenmin als een kleed tegen de kou of ter bedekking hunner schaamte. Zij mogen sterven langs de weg als de dieren des velds, zonder dat iemand hun enig medelijden betoont’.... Waren toen ook Elizabeth's onderdanen niet reeds bezig, de zeeën af te schuimen en de wereld op haar rijkdommen te verkennen? En kondigden zich in de beruchte ‘omheiningen’ ook toen al niet de economische reacties aan, die een ingrijpende her-oriëntatie der Engelse volkshuisvesting op lange termijn zou meebrengen? Zelfs in ons brave vaderland vindt men een weerklank op de taal der Gracchen, en wel in de aanklacht van de jonge dr Schaepman, bewogen door het lot van de moderne industrie-arbeider, gedreven ‘van slavenarbeid tot hondenkot’; proletariër met alleen een vaderland op de registers van de burgerlijke stand, maar overigens zonder iets, behalve dan zijn kinderen, die hij eigenlijk niet hebben mocht.... Wel vaag, dit protest, maar terecht geprezen tegenover de zalvende teksten, waarop pastoors en predikanten toen hun arme gemeenteleden onthaalden. En hoezeer een Schaepman ook oog had voor de revolutionnaire vormen van protest, blijkt uit zijn belangstelling voor Ferdinand Lassalle; merkwaardig genoeg niet ten onrechte door professor Quack als de moderne opstandige genoemd, die wellicht het meest aan de Gracchen doet denken.Ga naar eind6.
Keren wij nog even terug naar de sfeer van het oude Rome. Wat ons modernen daarin opvalt, laat zich tot een paar aspecten samenvatten. Allereerst het sterk persoonlijke karakter van de politieke strijd. Meer nog misschien het direct op elkaar botsen der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 704]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
figuren met hun diverse aanhang. Welk een dramatiek roept het optreden van een Tiberius op! Hoe leeft nog voor ons die scène, waarin de volkstribuun zijn collega, Octavius, die hem met z'n veto dwars zit, laat afzetten! Met de meeste nadruk, met bidden en smeken, heeft Tiberius hem bezworen, zijn aan het volk vijandige houding te laten varen. Maar tenslotte wordt de weerspannige, die moreel zeker zijn recht te buiten ging, met overgrote meerderheid afgezet door het in zijn tribus stemmende volk, verontwaardigd over zijn ontrouwe tribuun. Men ziet hem, als tersluiks, tussen de menigte verdwijnen; ambteloos en daardoor kwetsbaar. Tiberius, zelf bevangen in de staatsrechtelijke formalistiek, wordt zich pas geleidelijk van zijn eigen rechtsovertreding bewust en weet zich tegenover een aanklager nauwelijks te verweren. Straks komt zijn beurt, gaat hij ambt en onschendbaarheid verliezen en zijn vijanden liggen op de loer. Ook het drama van Tiberius' ondergang steekt vol felle effecten, al of niet vrucht van de fantasie der vertellers. Zoals dat gebaar naar het hoofd, dat hem noodlottig werd: zijn vijanden ten teken van de begeerte naar de kroon, zijn vrienden tot alarmsignaal: het gaat om zijn kop! En dan het gedrang, daar op het vrij nauwe forum; Tiberius altijd door enkele duizenden vergezeld, de luisteraars zaten tot op de daken; allen trekken dagelijks met hem heen en weer, tussen zijn huis en het forum. De slot-scène, wanneer de Senatoren met hun volgelingen zich op de verwarde menigte rond Tiberius storten, Scipio Nasica, hun leider, met de toga tot schild om de arm gewikkeld en de zoom om het voorhoofd, toont deze aristocratische gangster-bent in heel zijn wraakgierigheid. Dat Tiberius door Nasica, nog wel de pontifex maximus, in eigen persoon gedood zou zijn, mag legende zijn, zij beantwoordt aan de tomeloze haat tegen de afvallige stand-genoot. Zoals de Homerische hoon, waarmee de andere Scipio het lot van zijn zwager bejegende. Deze harde heersers, rauw als Cato of beschaafd als de Scipio's, kenden geen genade. Een tweede aspect is dat van de fataliteit in de ontwikkeling. Tiberius beseft, hoe het zal aflopen, al tracht hij het lot te vermurwen, vooral in de roerende klacht, waarin hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 705]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn zoontje onder de bescherming van het volk stelt. Bij Gaius, de jongere broer, is dit element van het onontkoombare er van den beginne. Het vindt zijn neerslag in het visioen van zijn gedode broer, die hem waarschuwt, dat er ook voor hem geen ontkomen aan is. Het geeft heel zijn optreden dat scherpe en verbitterde karakter, dat men wel met een felle Italiaanse vendetta heeft vergeleken. Er zit stellig iets demonisch in de figuur van Gaius, een hoogst begaafde politieke persoonlijkheid, maar door een tomeloze hartstocht beheerst. Als redenaar zelfs door de contra-revolutionnaire parvenu Cicero hoog geprezen, trachtte hij aan zijn woord een uiterste aan werking te verlenen, tot in de hoogste vervoering wèl berekend en geraffineerd: een slaaf stond altijd achter hem om hem met een stemfluit de gewenste toon aan te geven. Méér dan enig ander forum-spreker zien wij hem daar bezig, liefst op een snijpunt, waar hij zijn gehoor beheersen kon zonder zijn vijanden uit het oog te verliezen. Eduard Meyer wees terecht op de verscherping, die in het directe karakter van al deze politieke activiteit lag opgesloten. Partijen stonden lijfelijk tegenover elkaar, zonder de mitigerende invloed van het optreden enkel als vertegenwoordigers. Het volk, in eigen persoon aanwezig, streed op beslissende momenten met stoelpoten, griffels en wat maar te grijpen viel, om zijn leiders en om zijn directe burgerschap. Voor de betrokkenen was het spoedig een strijd op leven en dood, een to be or not to be. Vandaar de heftige bewogenheid en de gewelddadigheid, de pathetiek en de dramatiek. Kan men zeggen, dat de politiek in de Oudheid méér dan ooit een existentieel karakter heeft gedragen en daarmee een potentie bezat, die ons, ondanks alle wezensverschil, bij de huidige totalisering van het politieke leven, weer verwant aandoet, maar ons tevens om haar demonische werking de schrik op het lijf jaagt?
Met deze aspecten van directheid, geladenheid, fataliteit en existentiële bewogenheid kunnen we een brug slaan van de periode der Gracchen, wier dood een langdurige aera van destructief geweld inluidde, naar de tijd der Franse Revolutie. Want ook hier ging het hard tegen hard, was er een sfeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 706]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van pathetiek, dramatiek en demonie. Hoevelen, in de ban der Revolutie geraakt, zijn aan de machten geofferd, die zij zelf hadden opgeroepen. En hoevelen hebben ook hier niet, min of meer vagelijk, voorvoeld, wat het lot met hen voor had. Gracchus Babeuf kan men zeker niet representatief achten voor de grote volkstribunen en caesaren der Franse Revolutie. In vele opzichten is hij een wat zielige figuur. Maar zijn naïeve openhartigheid werkt vaak onthullend voor het hele zieleleven van zijn tijd- en lotgenoten. Voor hoevelen gold niet, wat hij, toen hij eenmaal door de revolutionnaire maalstroom gegrepen was, opbiechtte: ‘het lijkt me toe, dat de Revolutie mij hevig heeft bedorven; ik betrap me vaak op de gedachte, dat ik geheel en al ongeschikt ben geworden voor elk soort beroep, behalve dat van publiciteit en alles wat op de wetgeving betrekking heeft; de politiek en de bespiegelingen over de ware beginselen van de wetten en hun verwerkelijking hebben op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht, zodat ik ertoe neig te denken, dat daar mijn enige roeping ligt....’ Nu heeft de Revolutie hem waarlijk niet verwend. Weinigen hebben de misère van de tijd zo aan den lijve ondervonden als Babeuf, wiens jeugd trouwens reeds het merkteken daarvan scherp ontvangen had. Stellig hebben zijn bittere levenservaringen en teleurstellingen tot de radicalisering van zijn ideeën en politieke optreden bijgedragen; zij hebben hem ook tot dat uiterst gevoelige klankbord gemaakt van de noden der allerarmsten, waarin wellicht zijn diepste betekenis is gelegen. Babeuf was een politiek-bezetene, die behalve eigen existentie ook zijn gezin tot inzet van de strijd maakte. Hij was in staat, zijn beide jongste kinderen, van één en drie jaar, volstrekt te verwaarlozen, toen hij zich met vrouw en oudste zoontje hals over kop wierp in de mogelijkheid tot publiciteit, hem door een avontuurlijk uitgever geboden. Zo ontstond de Tribun du Peuple! Maar hij wist anderzijds zelfs het Hooggerechtshof te roeren door het leed op te roepen, dat de dood van zijn dochtertje tengevolge van de honger hem berokkend had. Babeuf kon zichzelf volledig wegcijferen en is, teneinde zijn politieke hartstocht te kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 707]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevredigen, als schaduw-schrijver, als nègre, voor de meest louche figuren, Fouché inbegrepen, opgetreden. Maar hij was anderzijds zozeer van eigen importantie overtuigd, dat hij voor het Hooggerechtshof het toenmalige Directoire tot een persoonlijk debat uitdaagde. Zoals hij overigens zijn hele politieke carrière door alle mogelijke sociale en politieke tegenstanders in hun persoonlijke gevoelens en in hun opvattingen zonder aanzien des persoons tot het uiterste geprovoceerd en getart heeft.Ga naar eind7. De punten van aanraking tussen de Romeinse volkstribunen en deze wilde Franse volksjongen, hun ‘bastaard’ bij het Franse proletariaat, liggen niet zo dadelijk voor de hand. Zeker, daar is de loi agraire en Babeuf zal zich in zijn agrarisch-communistische opvattingen gesterkt hebben gevoeld door het voorgaan der Gracchen. Toen hij er nog de panacée voor alle sociale kwalen in zag, schreef hij niet voor niets, dat ‘deze akkerwet slechts aan de horizon der eeuwen verrijst in omstandigheden, als waarin wij thans verkeren, nl. wanneer de uitersten elkaar raken.... Maar zijn agrarisch communisme was in sterke mate autochthoon: vrucht van de ervaringen in zijn jonge jaren als hulp-landmeter opgedaan. En de revolutionnaire strekking verschilde wel diametraal van de conservatieve opzet der Gracchen. Wat zijn gelijkheidsgedachten betreft, zouden deze Romeinse patriciërs hem nog minder als hun geestelijke erfgenaam erkennen. Toch ligt in het doortrekken tot in de uiterste consequentie van de idee der égalité het eigene van Babeuf's doctrine. Zij was hem a.h.w. op het lijf gesneden. Reeds vóór 1789 had hij haar als een geboorte-recht verkondigd en haar proclamatie en toepassing in de Revolutie had hij van den beginne scherp gekritiseerd. Nimmer is met zulk een hartstocht tegenover de louter formele, fictieve, burgerlijke gelijkheid, die eenvoudig de standsverschillen door bezits-onderscheid wilde vervangen, de eis gesteld van een égalité de fait, een égalité sans mensonge, een ware, reële, materiële, sociale en economische gelijkheid, als in de geschriften van deze Franse volkstribuun, die zich daarmee tot woordvoerder maakte van de begeerten en rancunes der allerarmste volkslagen. Wanneer de consequentie van de dro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 708]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merige Sylvain Maréchal, die neerschreef: ‘périssent, s'il le faut, tous les arts, pourvu qu'il nous reste l'égalité réelle’, een Babeuf ook al te ver mocht gaan, zijn communistische heilstaat vertoonde bedenkelijke overeenkomst met een kazerne-communisme van de grofste structuur. Babeuf's ideeën vormen een onontwarbaar mengsel van uiterst irreële dweperijen, onverteerde brokstukken literatuur en vlijmscherpe, analytische apercu's. Zijn politiek optreden is even ambivalent. In het algemeen heeft hij ‘de bus gemist’. Tijdens het hoogtepunt der revolutionnaire aera, tijdens de Terreur, toen de samenleving voor de meest radicale impulsen openstond, bevond hij zich op zijwegen of in de kerker; toen hij historisch aan bod kwam in 1795 en '96 was het pleit reeds ten gunste van de bourgeoisie beslist. Onder de reactie van Thermidor en Directoire kon zijn optreden slechts een bloedige, maar nodeloze epiloog vormen. Dat optreden zelf, de Samenzwering der Gelijken, uitgaande van de Club du Panthéon, waaraan zijn lot geketend en zijn naam verder verbonden zou worden, was een bij voorbaat tot mislukking gedoemde onderneming. Vergaarbekken van allerlei onpraktische, maar ook louche en louter op politiek eigenbelang gerichte figuren, waaronder bovendien tal van hele en halve agents provocateurs, kon hieruit niets goeds geboren worden. Het hele Complot, dat zonder enige sensatie en zonder enig uiterlijk effect kon worden opgerold, is door een romantiserende legende mateloos opgeblazen. Wie met Gérald Walter, een debunker uit eigen kring, dit onsamenhangende en dilettantische gehaspel en geharrewar op de voet volgt, de tegenstrijdige ideeën, de fantastische voorstellingen van de grote dag, waarop trompetten, banieren, kleurige linten en andere feest-artikelen vrijwel alle technische en militaire voorbereidingen moesten vervangen; de trieste ontknoping, toen Babeuf, zelf alweer aan een nieuwe ommezwaai toe, door de politie volkomen werd verrast en temidden van een ‘dieven- en moordenaars’-jouwende menigte werd weggevoerd; tenslotte het langdurige en kostbare proces, waarin overigens onwaardeerbare scènes voorkwamen als het optreden van een cabaret-zangeres-beklaagde en pleine séance, afgewisseld met eindeloze verto- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 709]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen van Babeuf, die de eigen zaak grondig bedierf en zelfs zijn uiterste poging tot zelfmoord, na het doodvonnis, verijdeld zag - die kan in deze ‘mislukte aanloop tot een opstandpoging’ inderdaad onmogelijk een eerste proeve van de moderne arbeidersbeweging zien. Die kan eigenlijk zelfs de ideeën en de persoonlijke actie van Babeuf nauwelijks ernstig nemen.Ga naar eind8. Hij zelf nam zich dodelijk ernstig. Hij heeft er trouwens met zijn leven voor betaald. Hij wist, hoezeer hij met vuur speelde, want zowel de loi agraire, als de later gepropageerde radicale constitutie van 1793 waren levensgevaarlijk voor wie haar verkondigden. Hij heeft het martelaarschap, waartegen hij zijn vijanden uitdrukkelijk gewaarschuwd had, eerlijk verworven. Over heel dat troebele bestaan van deze Franse revolutionnair hangt eenzelfde fataliteit als we voortdurend bij de Gracchen aanwezig voelen. Zo is er, bij alle vreemdheid en verwijdering, nog een contactpunt. Ditmaal minder met Tiberius, lex agraria en tribunaat, dan wel met de verbeten en tot het uiterste gaande politicus Gaius Gracchus, naar wie Babeuf zich ook eigenlijk zou hebben genoemd. Want van Gaius wordt verteld, dat hij en zijn aanhangers op het hoogtepunt van de strijd, toen de Senatoren met hun gewapende slaven oprukten om het streven der Gracchen ten tweeden male in bloed te smoren, die slaven opriepen, hun ketens af te schudden en met het volk gemene zaak te maken. Dat was de meest radicale aantasting der maatschappelijke orde, die in de Oudheid denkbaar was; hier geraakte heel het toenmalige wereldbestel aan het wankelen. In deze extrsem-revolutionnaire noodsprong ligt de ontmoeting tussen de Romeinse patriciër-volkstribuun en zijn plebejische Franse erfgenaam. Want het is vóór alles door zijn onverdachte sympathie en medeleven met het lot der allerarmsten, in de beschrijving waarvan Babeuf tot de hoogten van de Gracchische rhetoriek kon stijgen, maar wier schier onvoorstelbare misères hij aan den lijve ervaren had, dat Babeuf zich een plaats heeft veroverd in de schrijn van het hart der Franse arbeidersklasse. De Gracchen en Babeuf zijn, elk op eigen wijze, ten onder gegaan aan de hevige sociale en politieke bewogenheid, waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 710]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in zij leefden. Hun tegenstanders poogden tot zelfs hun namen uit te wissen. Er spreekt een merkwaardige instinctieve overeenkomst uit de wijze, waarop de Franse bourgeoisie toenmaals evenzeer met een valse concordia schermde, als de Romeinse Senaat, die daaraan na de val der Gracchen de zoveelste tempel wijdde. Maar het volk van Rome wijdde de plaatsen, waar de Gracchen gevallen waren, jarenlang met kostbare offeranden. Voor Babeuf schiep een al te vrijgevige legende een monument als eerste profeet van het proletarisch communisme. Men kan hèm niet aanrekenen, dat dit zich tot een idool kon vervormen, dat menig kostbaar mensenoffer vergde. Maar beiden, de Gracchen en Babeuf, hebben de onsterfelijke verdienste, op kritieke tijden, bij alle verwarring der gevoelens in hun menselijke solidariteit door alle politieke en sociale vooroordelen heen tot de diepste lagen van het mensdom in zijn grootste hulpeloosheid radicaal te hebben doorgestoten. Moge die radicale solidariteit, die warme sympathie met het lot der gedrukten en geslagenen, die de Gracchen en hun bastaard bij het revolutionnaire Franse volk gelijkelijk inspireerde, met onverminderde gloed ook verder door de eeuwen voortleven; opdat hun offers, zomin als de vele, die daarna gebracht zijn, niet tevergeefs zijn geweest. |
|