Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 713] [p. 713] L. Vroman Eb en vloed Uitgeholde dingen, dieren, op dit kerkhofbonte strand ruw verbonden door de wieren van wellicht mijn vaderland, zitten als de onderdelen van gigantische tafrelen, eens electrisch te bespelen, later door de storm verkeerd onderzocht, gedemonteerd. Het water woelt zo vreemd en wijd als de gegolfde tussentijd welke mij polijst, verweert, en van Hollands branding scheidt. Als ik van vrienden en vriendinnen hierbij hoofden moet verzinnen fluisteren van bezeerd ontkreuken hun in honderd duizend deuken saamgebalde kiekpapieren zuchtsluit-, ach- en halsklacht-spieren; door de droom des doods ontwakend hoor ik hen voorzichtig krakend de gestorven kakelgaten openmaken, kijken, praten met geruisloos knipperlippen, welker weenvloed van begrippen door mijn spellingsmoede ogen wordt verdubbeld en verbogen tussen liefde, niets en spot. [pagina 714] [p. 714] Zwelt hun verre stem kapot? Hun verbazing of verdriet vloeit mij toe doch proef ik niet. Ledematen kom ik tegen als zij eventjes bewegen, even blindelings als bonst er uit de diepte opgewoeld 't laatste, lang en stervend monster, langs een scheepswand vaag gevoeld als iets groots en wederzijds uit het grotlicht van destijds. En ik weet niet wie ik ben: van herinnering, van hen. Drijf ik, het gelaat omlaag, op hun wereld, vol en vaag? Onder water, boven water wordt het donkerder en later. Liever in gedroomde wouden vluchten, nat en naakt van koude; want om diepten te verlichten met zacht zinkende gedichten, traag uiteengewiegde slierten wakkerschrikkend waangedierte op te aaien tot gerafel uit de pen, over de tafel, zal ik jaren moeten slapen, slaven bij elkaar doen rapen wat ik mompel ondertussen, tot hun heupen in de lussen harige verlangde zinnen. Slaven, en vooral slavinnen gaan beladen hier vandaan. Schrijvend schrijd ik achteraan [pagina 715] [p. 715] als de wilden naderdringen; vooraan daalt de karavaan onder in de oceaan, waar der waters kringelingen labiale mompelingen in het ruisen overgaan, talmen in het nevelig zingen waar de palmen.... waar de maan.... Vorige Volgende