Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 650] [p. 650] Lucebert [Gedichten] Teken en tijd Streng en eenvoudig spreken met de streng gelovige aarde de zwaarte voedt het zwevende in de danser die eens het vallen aanvaardde en wat is gegeven als teken de berg de rivier en de afgrond zorg dat de adem dit opvat en het bloed in het lichaam het afrondt ook al dragen zonen uw naam naar het steeds betere land gij wijst de weg waar te gaan want gij zijt Absoloms hand [pagina 651] [p. 651] Slaap De oude wind beweent met as de gouden zee daarop traag en treurend drijft de dag weg het sterft het streng en trouw gesprek en een zucht verheft zich tussen de donkere doornen wit schichtig de tred van de maan In de diepte en onder zwijgzaamheid trekken toekomstige handen naar het werk aan waters en aan de wortel In wolken echter rusten nu overbodige ogen uit hun ijle vleugels sluiten alom in het sterstijve licht [pagina 652] [p. 652] Nympholalie Oh hoe benard en toch prachtig gelegen mijn keel is een pad over bergen en mijn heupen twee barre wegen onder de eeuwige zon door de eeuwige regen En mijn neus een zwaard tussen koren en mijn hart een roos in de mond soms ben ik van achter van voren fluisterend blond Altijd en altijd ik zie mij heb trek zo'n trek in mijzelf en laat mij door vliegende lippen bedelven ik ben phage spek voor mijn bek Ik ben ook huis na huis en luiden groot luiden doe ik daarover als ster starend kom ik naar buiten ga bloot dood en betoverd En kan nu gaan liggen op licht het licht is zo dik en wachten de nacht komt de nacht ik lach wat - zink - en ik schrik [pagina 653] [p. 653] Maan Groot blank gezicht zonnige wind ik zie van de verschrikte sterren de harten opgaan en ondergaan en ook de altoos brandend kussende marmeren vrucht van je mond daartussen [pagina 654] [p. 654] Gewonde aarde. Water & lucht 1 Waarom ontspringt aan je wonden water oh lichaam? omdat ik baadde biddend in levend water en moest slapen tussen gevaarlijke golven en schelpen daar verre lichtschepen hebben mij overschaduwd in snelle gulzige vissen ik zag mij gespiegeld schuim warm als een wieg en wier was verwarrend als langzame gongslagen Snel werd ik een glinsterende trap uit het water naar alle winstreken opspringend Bevende sterren en de maan stenigen nu maar mijn stem als een sterkere regen mijn wonden steeds dicht gelijk sneeuw van kwade sporen geneest het eenzame dier [pagina 655] [p. 655] 2 Met het beginsel der danskunst van zonder afgunst als zingen wandelen luchtig zal zien de ziener En spreekt zo niet de ziener: mompelend en stampend op een holle weg of met gefluister penselend de hijgende huid? Ja omdat ik leeg ben en gewassen en denk als een mes aan kruiden of druiventros worden mijn ogen aandachtig een mond die helder noemt wat donker opkomt En een naam is een uitzicht ademend als glimlach op de vele spiegels der verbeelding en een woord is een poort gebouwd op geheime gebaren gedaan in het hoog en zwart seizoen der dromen [pagina 656] [p. 656] Het boek Het boek rekt zich slaat haar ogen op wordt zichtbaar, blak zijn haar armen haar borsten zijn zwart zwart, vaak daartussen vond ik ogen eens een grillig gekapt en met kurassen en veren aan de horizon. soms vertrekt het boek; naar de hel te les beaux naar het gepekelde fröken bij de lofoten maar vaker herbergt het: een vale kustvacht verloor zijn laatste haren en drinkt er de arme nevel Ik hoorde een vallende man bidden in het boek zijn huis was leeg zijn vrienden sloegen zijn tafel als een verslagen maar povere vijand. weinig zijn in de hoop de dartele bladeren maar minder de woorden tegen de eigen adem gesproken Ook bloedde het boek op de bergen waar zwarte vrouwen het namen en vraten zichtbaar voor de nacht maar het geletterde maanlicht vertelde de mensen en vuren ontstonden op heuvels als tongen en spraken de wolken aan in de nacht opdat gevaarlijke vissen opsprongen in de bliksem Al wat het boek vermag ontwaakt is in mijn ontwakende ogen zij nemen niet zij geven en de tijd neemt afscheid terwijl met elke gedachte een aanblik als aandenken nadert Vorige Volgende