Bert Bakker
Waarom daarom
In het eerste nummer van Maatstaf heb ik - zij het in andere woorden - de lezers uiteengezet, dat Martinus Nijhoff in zekere zin ‘de redacteur van de redacteur’ zou zijn geweest. Zijn scheppende medewerking, in de vorm van een ‘journaal’, zou de hartslag van het tijdschrift zijn geworden.
Na zijn heengaan - deze maand alweer een jaar geleden - stond ik, niet slechts in naam, maar in feite alleen voor het redigeren. Het was een omvangrijke taak, waar ik mij voor gesteld zag. In de eerste plaats, omdat het soms moeilijk was, een keuze te maken uit de bijdragen, die mij werden toegezonden en in de tweede plaats, om vast te stellen wèlke auteurs ik zou uitnodigen om te schrijven over de onderwerpen, die naar mijn mening in Maatstaf dienden te worden behandeld.
De lezer heeft het recht, te weten welke ‘maatstaf’ ik heb aangelegd bij mijn definitieve beslissingen. In mijn inleiding tot het eerste nummer heb ik gezegd, dat ik mij zou laten leiden door de kwaliteit der bijdragen en dat ik de culturele, maatschappelijke en sociale verschijnselen, die verband houden met de literatuur, niet zou verwaarlozen. Het bleek mij dan ook spoedig, dat - hetzij bewust, misschien soms onbewust - mijn beslissingen, vooral ten aanzien van de essayistische bijdragen, inderdaad mede werden bepaald door factoren van niet direct aesthetisch karakter. Ik heb hier verscheidene malen met mijn vrienden, mijn vrouw en mijn naaste medewerkers over gesproken. En ik kwam tot het besluit, in Maatstaf twee nieuwe rubrieken te openen, die beide - ongeacht hun wisselende inhoud - uiteindelijk tot doel zullen moeten hebben, dat het strict litteraire in een humanitair vlak wordt getrokken. Of dit in beginsel juist is en, zo ja, of deze rubrieken er aan zullen beantwoorden, zal de lezer moeten beoordelen.
Ik heb mij gewend tot de historicus dr B.W. Schaper en hem gevraagd, in Maatstaf een aantal boeken, pamfletten, artikelen en redevoeringen te behandelen, wier verschijning