Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 545] [p. 545] M. Mok Maria Maria was een jonge Joodse vrouw, verscholen in het stille Nazareth, en toen zij moeder worden zou, diende een veestal haar tot kraamsalet. Daar legde zij haar blinkend wicht te rusten in een krib; het herdersvolk, aansnellend achter een pijl van licht, dromde tezaam als een donkere wolk. Het is een sprookje met een diepe zin: Maria is bezweken aan de eer, verbannen naar de hemel als godin, haar zoon versteend tot Onze Lieve Heer. Daarom moesten millioenen Joodse vrouwen tezamen met hun kinderen bezwijken; men zou wel kerken kunnen bouwen van al die stapels haveloze lijken. Aanbidding heeft geen mens ooit goed gedaan: beter vergeten dan vergood, beter maar voortleven en wennen aan de stilte van de naderende dood. Vorige Volgende