Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 383] [p. 383] Nes Tergast [Gedichten] Lawine Water vuur lucht en aarde zijn goed onder elkaar. Maar onze ogen veranderen wijl wij met vuur niet weten om te gaan. En de klaver van vier gaat in het klaverveld van drie verloren. [Dit en de volgende gedichten zijn uit de bundel Werelden, die in het a.s. najaar bij J.M. Meulenhoff te Amsterdam zal verschijnen.] [pagina 384] [p. 384] Afscheid De stilte is een vlinder die in een laatste klaproos brandt, de horizont een rups de schemering een witte moerbeiboom. Een vrouw op blote avondvoeten vertelt van de cocons die talrijk als seconden zijn. Een vrouw met blote ochtendhanden vertelt van de cocons die groter dan het etmaal zijn. De voorbijganger gaat voorbij en kijkt niet links en kijkt niet rechts en kijkt niet om en zegt dat er niets is of voorvalt buiten het bereik van een compleet verstand. [pagina 385] [p. 385] De armen In de boomtoppen nestelen de dageraden die de zeldzame duiven zijn der armen, maar bij tegenlicht trekt de eenzaamheid hun de kleur aan van een onheus alarm. Daarom wonen de armen achter in hun hart. Omdat het water in de putten van hun droom gedoopt wordt met de zwaarte van het lood, hebben de regens met de jaren de genade van hun doorzichtigheid verloren. Daarom wonen de armen achter in hun huis. Eens was de honing op het brood goedkoop, maar sinds in hun bloedeigen zorgen de imkers zich hebben teruggetrokken, werden de korven aan op meer geofferd. Daarom wonen de armen achter in hun leed. [pagina 386] [p. 386] De vreemde eend Het was het uur der wekkers en van de werksters waarop de vensters wachtten. Zij schoof een haarlok weg uit haar vernedering en schoof die er weer voor. Zich in een venster spiegelend (hoe of haar blouse zat) zag zij een bloeiende geranium en ongevraagd hoe rood haar ogen waren. Zij vroeg zich af wanneer zij had gehuild en huilde door. Van dichtbij leek zij kind en leek haar kruisweg op een grote witte roos aan het beginpunt van haar kleur. Zij moest van huis tot huis opzij omdat de werksters met de trottoirs begonnen. [pagina 387] [p. 387] De bedelaar Kinderen spelen door hem heen, laten wat lover achter voor het geval de hemel van zijn pijn onbewolkt mocht zijn. Veulens vinden voor hem hun bokkesprongen uit. De zachte sporen van onbedorven hoeven gaan in het weiland van zijn geheugen verloren als hij omkijkt, maar het geritsel van jong gras dat zich liefkozen laat vergoedt hem meer dan veel. En de wind steekt zijn lang verhaal met witte veren in zijn haar. Zijn ogen zien hem aan maar zien hem niet omdat zij denken dat hij is dood gegaan, terwijl hij in een kamer loert en kinderen ziet spelen. [pagina 388] [p. 388] Ratten De ratten rebelleren niet. Wat geeft een rat om regenbogen? Wat geeft een rat om kinderogen? Wat geeft een rat om buttonholes? De ratten rebelleren niet nu de volop riolen steeds vollerop gezegend zijn. Vorige Volgende