| |
| |
| |
Martinus Nijhoff
De klok der waarheid
Een begroetingsspel voor Koningin Juliana
Personen:
De stem van de ooievaar |
Balck, een Haags heer |
Splinter, een andere Hagenaar |
Het decor bestaat uit een voordoek voorstellend het wapen van Den Haag.
Het voetlicht gaat uit. De ooievaar in het wapen wordt doorlicht. Carillon-muziek.
Hierna treedtde stem van de ooievaarvoor het doek.
Koningin Juliana, wees namens hem,
Deze ooievaar, - want ik ben zijn stem, -
Hier met uw man eerbiedig gegroet.
Een trotse liefde, u ziende, vervult ons gemoed.
Herdenk, om dit gevoel te verstaan
Dat hier, in het Noordeinde, uw wieg heeft gestaan;
Dat hier, naar ons als gisteren heugt,
Gij, op het Voorhout, in uw prille jeugd,
Met los haar dat onder een strohoed hing,
Samen met moeder naar grootmoeder ging;
Dat hier, menigmaal, gij, huiselijkerwijs,
Met uw goede vader ravotte in het paleis;
Dat hier van uw heerlijk huwelijksfeest
De Jacobskerk getuige is geweest.
Zo ontstond vanzelf en langzamerhand
Onze liefde en werd een bestendige band.
Want liefde is een genade die zich aan ieder voltrekt
Die in de medemens het kind ontdekt. -
| |
| |
Deze liefde heeft zich vermengd met trots,
Toen gij, als een geroepene Gods,
Met een brandend hart en een stem als een vlam,
In de Nieuwe Kerk te Amsterdam
Uzelf den Lande hebt gewijd.
Van ‘veel innerlijke strijd’
Hebt gij, uw taak aanvaardend, gewaagd.
‘Wie ben ik dat ik dit doen mag’ hebt gij gevraagd.
Ik had u willen antwoorden: Majesteit,
Weet gij dan niet dat gij zijt die gij zijt.
Maar ik bleef van ontroering sprakeloos.
Gij echter spraakt voort, en als in een roos
Zagen wij in uw hart het schone geheim:
Uw vertrouwen op Hem die zich noemt Ik zal zijn.
Wat allen toen dachten herhaal ik nu:
Wij hebben u lief en zijn trots op u.
Majesteit, Hoogheid, sta mij thans toe
Dat ik een beroep op uw verbeelding doe,
En u naar een willekeurige tijd
En naar een willekeurig punt in Den Haag geleid.
Zullen we zeggen de Plaats? Zullen we zeggen het Plein?
Neen, laat het het al-oude Binnenhof zijn.
Ik verzeker u, wat hier straks geschiedt
Geschiedt hier al eeuwen en geen dag niet.
Een Haags heer en een andere Hagenaar,
Van twee kanten komend, ontmoeten elkaar.
Ziezo. Ze zeggen zelf de rest.
Ik trek mij terug naar mijn ooievaarsnest.
[verdwijnt]
Gedurende de laatste zes regels is het voordoek met het wapen omhooggegaan, is het Binnenhof zichtbaar geworden en zijnbalckensplinter van twee kanten opgekomen.balckheeft een voorzittershamer,splintereen timmermanshamer in de hand.
| |
| |
Controleren, coördineren,
Tal van commissies presideren,
Ziehier de taak waarvoor ik sta. -
Balck is mijn naam, Balck met ck.
Balck heet hij? Dan is hij de man,
De enige, die mij helpen kan. -
Dag meneer Balck. - Neen, loop niet door
Schenk mij een ogenblik gehoor.
Ziehier de schaduwzij van roem:
Men kan geen stap op straat meer doen
Zonder dat men gehinderd wordt.
Je naam? - Wat wil je? - Maak het kort.
Ik heb, behalve een klein bedrijf,
Deze twee handen aan mijn lijf.
Mijn wens is aan het werk te gaan,
Meer niet, en Splinter is mijn naam.
Splinter, als Balck doet het mij goed
Dat ik jou eindelijk ontmoet.
Volgens het Nieuwe Testament
Zijn wij elkaar van ouds bekend.
Juist. Matthéüs zeven vers drie.
Wij houden, zoals ik het zie,
Elkaar voorlopig in het oog.
Maar ter zake. Er zit me iets hoog.
| |
| |
Laat mij, die weet wat gaande is,
De tolk zijn van jouw ergernis:
Je hebt gebrek aan materiaal,
Je vindt de heffingen fataal.
Inderdaad. Mijn huis is vernield.
Door liefde en arbeidslust bezield,
Neem ik mijn hamer in de hand,
Maar krijg geen spijkers en geen wand.
In plaats daarvan krijg je papier,
Je vult het in, het formulier,
Krijgt nieuw papier van een bureau,
Inderdaad. U zegt het precies.
En omdat ik de moed verlies,
Eis ik van u, ten einde raad,
Nu verantwoording, hier op straat.
[hij heft dreigend zijn hamer]
Weg met die hamer, alsjeblieft!
Voordat je mij de schedel klieft,
- Ik zweer je voelt jouw hersenpan
Wat een voorzittershamer kan.
[hij heft dreigend zijn hamer]
Spreek en verantwoord u! Neen, laat
Mij zeggen wat gij zeggen gaat:
[hij laat zijn hamer zakken]
U doet wat hoger macht gebiedt,
Uw belang is het uwe niet.
| |
| |
Inderdaad. En die hoger macht
Zijn wij, met vóór- en nageslacht.
[hij laat zijn hamer zakken]
Gezamenlijk zijn wij het land,
Als in één lichaam hoofd en hand.
Voor altijd haat de hand het hoofd.
Ik heb gehoopt, ik heb geloofd,
[hij heft zijn hamer weer]
Heb liefgehad, geleefd, gewerkt,
Zolang ik u niet heb bemerkt.
Zeer zeker. Wat je zegt is waar.
Slechts strijdend vinden wij elkaar.
[hij heft zijn hamer weer]
En zo wordt in een grote tijd
De wereld-éénheid voorbereid.
[opkomend]
Slaat hij? - Of hij? - Of allebei?
Ten eeuwigen dage zullen zij
Hier met geheven hamers staan
Tenzij zij samenwerken gaan.
Terwijlbalckensplinterverdwijnen, richt de Stem zich wederom tot de koningin en de prins.
Majesteit, Hoogheid, dit spel is niet uit
Voordat het zichzelf heeft uitgeluid.
Als gij morgen, ter opening van de Staten-Generaal,
Rijden zult naar de Ridderzaal,
Zult gij, als gij de gouden koets verlaat
En bij toeval het oog naar boven slaat,
Bij de klok in de toren twee mannen zien staan
| |
| |
Die met hun hamers de uren slaan.
Gij kent nu hun beider geschiedenis,
Hun namen en hun betekenis.
Hun strijd schept de tijd, de tijd schept klaarheid,
Hun samenwerking schept de waarheid.
Dankbaar dat gij ons hebt aangehoord,
Geef ik de klok het laatste woord.
Het Binnenhof verdwijnt. Men ziet het uurwerk in de toren van de Ridderzaal.balckensplinter, gehuld in gouden gewaden, staan aan weerskanten van de klok waar zij met hun hamers op slaan. De klok speelt het Wilhelmus.
|
|