Redactie
In het teken van de ooievaar
Op 4 September 1948, na een bestuursperiode van vijftig jaren, deed koningin Wilhelmina ‘binnen de stad Amsterdam’ afstand van de troon. Op de avond van die dag gaf Georgette Hagedoorn, ter herdenking van het regeringsjubileum, de première van een bijzonder programma, dat zij noemde Hart en Kroon, en waarvoor Martinus Nijhoff het inleidende gedicht schreef, dat dit nummer van Maatstaf opent.
Toen koningin Juliana, nadat zij op 6 September in de Nieuwe Kerk te Amsterdam als Koningin der Nederlanden beëdigd en ingehuldigd was, voor het eerst de opening zou verrichten van de zittingen der Staten-Generaal en door de stad Den Haag officiëel zou worden ontvangen, met o.a. het aanbieden van een toneelvoorstelling in de Koninklijke Schouwburg, kreeg Nijhoff opdracht tot het schrijven van een klein begroetingsspel.
Na de opvoering besloot Nijhoff, zijn gedicht en zijn spel uit te geven. Op dit besluit kwam hij echter betrekkelijk spoedig terug, omdat hij inmiddels het plan had opgevat, een bundel samen te stellen uit zijn verspreide gelegenheidsgedichten. Hij gaf er de voorkeur aan, ook dit werk in die verzamelbundel op te nemen. Van deze uitgave is echter niet gekomen. Na zijn heengaan werden ze persklaar aangetroffen in zijn letterkundige nalatenschap en werden ze, met toestemming van de heer W.S. Nijhoff, bestemd voor het Septembernummer van Maatstaf.
Op het ogenblik, dat de redacteur van Maatstaf op deze gedachte kwam, had Gerrit Achterberg, die enige maanden in Den Haag had vertoefd, een cyclus gedichten voltooid, die hij noemde O de aan Den Haag en die hij voor Maatstaf afstond. Inmiddels was de redacteur in het bezit gekomen van een artikel van de Haagse stadsarchivaris dr W. Moll over de totstandkoming van de Haagse letterkundige verzameling. Met deze bijdragen tot zijn beschikking ontstond