Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] Lucebert [Gedichten] De rivier Uit al haar armen brandt de rivier onder de rotsen En onder de kleine zon boven de bossen Spuwt naar tellurische wortels naar de staart van de wolk En met gesperde muil dwars door deinende scherven zij zwemt Met grillige warmte over de wereld In duisternis dicht bij haar buik buigen gulzige bloemen En daar is een hol en een poel en het kraken en zoemen Van een paar draken in de avond niet veraf op een graf Staande een uil staart naar een glazen galg daar grof Gebouwde rotsen omringen de melodische afgrond Ach altijd en altijd hangen natte tongen aan de trieste bergen Gespleten tongen getande tongen en opgeblazen Ronkende tongen en in de dalen in de stenen en lemen cocons Academisch zingende mannen manmoedig wanhopig Zingende mannen en vrouwen vaag draperend de ruimte Maar een adder de lichtgeaderde rivier spartelt en Knaagt aan het wenende vlees van de wind Wat geeft klagen? Sneeuw sneeuwt over vervaarlijke En ook over bedaagde ogen en alles raakt los in de nacht Voortstromende argeloos tomeloos maar niet verlost Van de klagende nacht [pagina 239] [p. 239] De poorten Langs alle poorten dansen de droevige bladeren Vreugde is om vuren in de verte maar oude Handen bewegen in de monden de harten en de dansen Donker verdringen het licht met het lichaam Daarom oh grote gebaren daarom Ga naar de grotten daar zwijgen en de Verlamde lippen met grotere wonden warmen En soms opzien de gespierde zon Zien stijgen en juichen of de ranke Maan naar de ruisende twijgen duiken Dan denken daar samen gaan Van de wil en de wanhoop de grote gedachten Maar steeds eenzaam de geopende is Open voor zijn doden open voor zijn dood En de dingen die hij dicht: de boom het brood De eenvoudige bruggen en wolken sluiten Hem buiten met hun weerloos licht Zij zijn innig verbonden en in evenwicht [pagina 240] [p. 240] Het einde Oud de tijd en vele vogels sneeuwen In de leegte in de verte Wordt men moe en de stemmen Staan stijf om zelfs de zuiverste lippen Ruw en laag wandelt de regen Waarheen zijn de lichte dagen gegaan Waar zijn de wolken gebleven Alles is stom en van steen Alleen die in zijn engte de elementen telde Buigend bevend als geselslagen Geeft het laatste geluid: het lied Heeft het eeuwige leven [pagina 241] [p. 241] Oogst Nacht. de zomer gaat dood in de nacht Krampachtige veren vallen, krimpend rondom Worgen de wolken de bergen In de dorpen gefluister en klinkende lippen Nimmer nog gingen gouden ogen zo ver In het blinkende woud hurken de slapers En zilveren netten bedelven de herfstzee Zo'n zacht spel is de regen Dat vruchten van verlangen vallen En handen gaan open een kruis Is gekust en een mes en de dorst Met de donkerste vlammen gelest [pagina 242] [p. 242] Tajiri Het licht is de liefde is spits Twee vliegende pieken pakken een vallende piek Twee addertongen slaan naar een grijnzende gong Maar ergens een ster een gouden of blauwe bron Onzichtbaar opent uw ware mond Het licht is de liefde is niets Een gat grijpt naar een ander gat Het beeld bijt een beeld De spiegel is bleek en bont [pagina 243] [p. 243] Visser van Ma Yuan Onder wolken vogels varen Onder golven vliegen vissen Maar daartussen rust de visser Golven worden hoge wolken Wolken worden hoge golven Maar intussen rust de visser Vorige Volgende