| |
| |
| |
Jacques den Haan
Geheimen van de bloedige bladzij
It's no go your fairy-tales, it's no go mythology,
What they want are books on sex and a treatise on psychology.
Het is misschien opgevallen, met welk een omzichtigheid ik in mijn artikel Moord in Geschrifte de vraag naar het ‘waarom’ van dat alles vermeden heb. Het heeft niet mogen baten, de vraag werd te dringend gesteld. De reden van mijn omzichtigheid heeft Du Perron reeds genoemd in zijn boek Het Sprookje van de Misdaad, waar hij zegt: ‘Ik ben overtuigd, dat een knap psychoanalyst uitstekende dingen over onze belangstelling voor detective verhalen zou kunnen zeggen, maar de amateur met zijn paraat woordenboekje kunnen we verwaarlozen’. Het is triest, nietwaar, reeds verwaarloosd te zijn nog voor men gesproken heeft; er is namelijk geen ontkomen aan of ik moet optreden als die amateur met zijn paraat woordenboekje. Het enige, dat ik ter verdediging in het geding zou mogen brengen is, dat mijn woordenboekje geenszins paraat is. In zake het boek en zijn lezer ben ik in tegendeel geneigd tot een hakkelende voorzichtigheid. Het is even gevaarlijk generaliserende verklaringen - sweeping statements - af te geven in zake het mensdom als in zake zijn boeken. Het lijkt mij dan ook aantrekkelijker, voor mijzelf althans, de lezer in kennis te stellen van enkele min of meer gangbare opvattingen, opdat hij zijn keuze kan doen. Men vergeve mij bij voorbaat, dat ik het over schokkende zaken zal moeten hebben.
Zo'n merkwaardig ‘sweeping statement’ bijvoorbeeld lijkt mij de mening, dat detectiveverhalen alleen gelezen worden door mannen, die impotent zijn. Dit werd mij door een zegsman verzekerd, die, met de rondborstigheid hem
| |
| |
eigen, mij tevens onmiddellijk verklaarde, dat hij nooit detectiveverhalen las. Zou dit ‘sweeping statement’, overpeinsde ik nieuwsgierig, de schok nog nauw te boven, nu ook inhouden, dat vrouwen, die detectiveverhalen lezen, noodzakelijk frigide zijn? Alvorens lezers en lezeressen zich nu in opgewonden ingezonden stukken ontlasten willen, moet ik opmerken, dat de bewijzen voor de juistheid of onjuistheid dezer generalisatie niet zo onmiddellijk te leveren zijn. Gemakkelijker natuurlijk, wanneer men de mondelinge overlevering geloven mag. Bij mijn onderzoekingen over dit hoofdstuk - men zal het met mij eens zijn, dat men in deze aangelegenheid wetenschappelijk, d.w.z. objectief en niet subjectief te werk moet gaan - bereikten mij verhalen over een heer, die wekelijks zijn detectiveromans bij stapels pleegt in te slaan en er dermate intelligente gesprekken over weet te voeren, dat het niet anders kan of hij moet ze ook gelezen hebben. Deze heer nu lijdt duidelijk aan satyriasis. Dat hij, wanneer men hem te logeren vraagt, de gastvrouw aanrandt is zijn uitleg van wat ik maar het gastrecht zal noemen; verder vermaakt hij zich in de prilste uren met het dienstpersoneel en houdt zich overdag onledig met het naar bed geleiden van wat er nog aan vrouwelijke familie aanwezig mag zijn. Hij heeft het met dit alles zo druk, dat het grootste raadsel, dat deze figuur de onderzoeker voorlegt, de vraag is, wannéér hij in vredesnaam de detectiveverhalen leest, die hij met zo'n grote regelmaat koopt. Alleen al om hem lijkt mij het ‘sweeping statement’ van mijn eerste zegsman niet alleen onhoudbaar, maar ridicuul.
De psychologie is, voor zover mij bekend, als een huis met vele verdiepingen, valluiken, geheime gangen en grote gobelins, waarachter het spookt. De psychologie doet mij, amateur met het woordenboekje, denken aan biljarten; aan biljarten over vier banden met een kromme keu. Alleen de gelovigen in de diverse systemen weten, wat er gaat gebeuren.
Ik kan mij Du Perrons ergernis over de amateur met het parate woordenboekje voorstellen. Waar zijn de tijden gebleven, dat charmante vrouwen in gezelschap op zorgeloze toon hun dromen vertelden, als bijdragen tot ons aller ver- | |
| |
bazing en tot de conversatie? We kunnen, in dit verband, niets meer horen over brievenbussen, helmen van ouderwetse agenten, sigarenrook en moeders, of er ontstaan gênante stilten in de kring der wijzen, aan de peripherie waarvan ik wel eens zitten mag, en onderdrukte giechels in de hoek der pubers. Dat heeft ons de leer van de symboliek geflikt. Met het symbool is het allemaal eerst recht opwindend geworden.
Die symboliek kan men in ruime mate aantreffen in het boek van G. Legman, Love and Death A Study in Censorship [Breaking Point 1949]. Volgens hem geven wij ons, bij de lectuur van de detectiveroman ook in ruime mate aan symboliserende handelingen over. Voor het oog van Neerlands volk zit ik daar nu wel degelijk en correct bij een bezadigde pijp te lezen, maar in werkelijkheid identificeer ik mij met de moordenaar en ben ik een lyncher: ‘Make no mistake about it: the murder-mystery reader is a lyncher. A solid citizen by day, by night he rides hooded to watch human beings die’. Mijn schoonmoeder, die vredig een boek zit te lezen van Anthony Abbot, bezie ik ineens met andere ogen. Als ik mij van een vijftien jaar geleden dat verhaal goed herinner, dan heeft de moordenaar daarin zich spiernaakt uitgekleed en zijn slachtoffer met een bijl de schedel ingeslagen. Daarna heeft hij zich onder de douche opgesteld voor het afspoelen van het bloed, zich in zijn smetteloos overhemd en colbertje gehuld en zich weer als heer onder de mensheid begeven. Niemand zal het mij euvel mogen duiden, dat ik, terwijl ze mij goeiig nog een kopje koffie en een koekje geeft, mij daardoor niet tot milder denken laat verleiden, maar me zit af te vragen wie ze nu eigenlijk wel onder de bijl heeft.
Afgezien van deze, mij wat te zwaar vallende symboliek, staan er opmerkelijke dingen in Legmans boek. Het is zijn theorie, die hij met vele feiten staaft en die misschien voor Amerika niet zonder meer te verwerpen is, dat, hoe meer de openlijke discussie van 's mensen normale erotische behoeften gesmoord wordt, hoe harder het geweld uitbreekt. ‘Art fell on its knees. Pressure was put on the publishers.. English fiction became pure.. But at this point human nature
| |
| |
intervened; poor human nature! when you pinch it in one place it bulges out in another, after the fashion of a lady's figure’ [George Moore, Confessions of a Young Man, geciteerd door Legman]. De nieuwsgierigheid naar ‘the gory detail’ is onverzadigbaar en appelleert stellig aan een verkapt sadisme. Het tegemoet komen aan de vraag er naar is uitermate lonend. Ik herinner me eens gelezen te hebben van een gruwelijk ongeval in Amerika. Het slachtoffer lag op straat, niet alleen, zoals Du Perron zegt, met ‘zijn hersens in zijn pet’, maar met zijn ingewanden op het asfalt. Een persfotograaf zou zijn maand goed maken met de ‘candid’ opname van zijn loopbaan.... net op tijd legde een zorgzame hand een zakdoek over het geslachtsdeel van de verongelukte. Zijn puilende darmen waren nu juist de attractie, zijn geslachtsdeel zou evenwel ‘obsceen’ geweest zijn en zou de foto ongeschikt gemaakt hebben voor publicatie. In een verhaal van Hadley Chase ranselt de ‘tough guy’ de borsten van een vrouw. Dat mag; als hij ze gekust zou hebben, dan was hij pas ‘obsceen’ geweest. Of men het nu geheel of gedeeltelijk met Legman eens kan zijn, het is opmerkelijk, dat in een land als Amerika, waar op gezette tijden de jacht geopend wordt op Apuleius, op de Decamerone, op Jurgen van Cabell, op Zola, op het meesterwerk van de grote schrijver Edmund Wilson, Memoirs of Hecate County en op afbeeldingen van beeldhouwwerken van Maillol of Rodin, de onverbloemde bloeddorst van Mickey Spillane c.s. bij miljoenen exemplaren openlijk wordt verkocht. Het verband tussen de gewelddadige vorm van het detectiveverhaal en sexualiteit is onmogelijk meer te ontkennen. Men kan bijna geen boek in het Amerikaanse genre meer tegenkomen, of het heeft rechtstreeks of zijdelings met sexuele pathologie te maken.
Het verband tussen de orthodoxe, Engelse speurdersroman en sexualiteit lijkt mij in het algemeen nauwelijks aanwezig.
Ook in de Engelse bloeitijd is er over de ‘moord’ in het speurdersverhaal het een en ander te doen geweest. Ik meen, dat het Father Ronald Knox was, die er daarom bezwaren tegen had en zelf detectiveromans geschreven heeft zonder moord. Maar ook hier, in het Engelse genre, ontdekken som- | |
| |
migen sadisme. Iemand, die in Engeland woont, vertelde mij eens, dat hij er altijd bijzonder getroffen werd door de intense belangstelling voor het gruwelijke detail en hij weet de Engelse belangstelling voor het detectiveverhaal aan een sadistische trek in het volkskarakter. Hij noemde in dat verband o.a. in Dorothy Sayers'Have His Carcase het gedruppel van het bloed, dat zij in één alinea beschrijft. Ook hier kan ik hem evenwel niet geheel volgen. Het is merkwaardig, dat in dat boek juist het druppelen van het bloed, het feit dus, dat het niet gestold is, een van de hoofdzaken bij de ontraadseling van het misdrijf vormt en aanleiding is tot een van de merkwaardigste stunts van de schrijfster. M.i. kenmerkt de Engelse detectiveroman zich juist door een grote soberheid bij de beschrijving van de moorden. En zeker, vergeleken bij de Amerikaanse.
De enorme, ‘volkse’ verbreiding van het detectiveverhaal met de gigantische oplagen is nog maar van recente datum en heeft eerst plaats gehad, nadat het genre de Engelse ‘high-brow’ allure van het evolueren binnen enge, logische grenzen verloren heeft en overgegaan is tot de bondige beschrijving van het geweld, zonder subtiliteiten. ‘He caught up the open bottle near the base and with a swift motion whirled it so that hundred-proof bourbon spurted out and into Derr's face and eyes. He continued the swing downward as Derr sputtered and dabbed at his blinded eyes for one fatal instant, slamming the neck of the bottle against the sharp edge of the desk and cracking it off so a jagged half remained clutched in his hand. He lunged forward with the saw-toothed weapon outthrust, rammed the splintered edges viciously into Hake Derr's face, and twisted as he rammed. There was one faint, inarticulate gurgle as Derr died horribly with the flesh of his face in shreds and red blood gushing from the pierced jugular vein’. Dat is, men zal het met mij eens zijn, andere koek dan deduceren en combineren.
In het Engelse genre zien we de ‘little grey cells’ van Hercule Poirot subtiel in werking in de romans van Agatha Christie. In het Amerikaanse genre zitten de little grey cells tegen de muur: ‘Dubrosky's brains made a dirty grey
| |
| |
mess on the wall, like spilled curds’ en even verder: ‘Dubrosky's brains are still sliding down the wall’. Het Engelse piekeren is vervangen door de Amerikaanse ransel, het zwakke ‘love’ element van Austin Freeman door de ‘curves’ van de ‘broads’ uit New York of Californië. Het ‘tough guy’ genre dankt de populariteit voor een niet onbelangrijk deel aan de uitvoerige beschrijvingen van die curven, aan een belangrijke toevoeging van ‘sex’, een toevoeging, die handig manoeuvreert binnen de grenzen van het in Amerika toelaatbare. De populairste in dit genre is de reeds enige malen genoemde Mickey Spillane. Hij is eigenlijk de kruisridder, die terwille van ‘het goede’ de strijd aangebonden heeft tegen ‘het kwade’. Hij verzuimt evenwel niet het kwade ruim te beschrijven - waarschijnlijk opdat we het zullen herkennen als we het tegenkomen - alvorens zijn held Mike Hammer het aan diggelen trapt. Spillane vertelt ons van de verdorvenheid van homosexuelen en transvestieten, of vertoont ons uitgebreid de gruweldaden der communisten. In One Lonely Night is de heldin van het verhaal in de macht geraakt van bijzonder verdorven Moscovieten. Zij hangt, aan haar polsen gebonden, ‘stark naked’, aan een balk en ze blijft er erg mooi bij. Dat komt namelijk door de ‘beauty of the soul’. Generaal Osilov en een figuur met een ‘pork-pie hat’ maken haar het bestaan niet vrolijker door haar met een touw te slaan:.... ‘I heard it bite into her flesh with a sickening sound’. En hier is dan de beauty of the soul: ‘There was the beauty of the flesh that was the beauty of the soul and the guy in the pork-pie hat grimaced with hate and raised the rope to smash it down while the rest slobbered with the lust and pleasure of this example of what was yet to come,
even drooled with the passion that was death made slow in the fulfillment of the philosophy that lived under a red flag!’ Het merkwaardigste aan dit boek is niet het minst het omslag van de uitgave in de Signet-editie. Daar hangt namelijk de dame in kwestie aan de balk. We zien evenwel keurig slechts haar fraaie rug, terwijl Mike Hammer de ruimte betreedt en natuurlijk een nog fraaier uitzicht heeft op haar voorzijde. Alles in het nette, maar nu we het toch over symboliek hebben, een
| |
| |
duidelijker phallisch symbool dan Mike met zijn enorme hand-machinegeweer komen we niet iedere dag op een omslag tegen. Oplage van de vier Spillane romans met hetzelfde erbarmelijke Engels als in het citaat, zoals reeds vermeld: 13 miljoen exemplaren.
Het lijkt mij het eenvoudigst de behoefte aan het lezen van detectiveromans te vangen onder de algemene term ‘escape’. De uitgever, die voor de oorlog dit genre uitbracht onder de serie-naam The Tired Businessman's Library was er niet zover naast. De grote massa heeft nog altijd lak aan de literatuur en stort zich massaal op de vertelkunst, waarvan ons, sedert het aloude ‘er was eens’ de werkelijke aantrekkingskracht nog nooit definitief onthuld is. De ‘tired businessman’ heeft van ouds zijn heil gezocht bij de ‘teller of tales’. Zo was het onder Haroen al Raschid en zo is het onder Drees. Die ‘teller of tales’ is er altijd geweest. De romancier in onze, literaire zin is een recent verschijnsel. Omstreeks 1920 moest Middleton Murry er het publiek nog op wijzen, dat een romancier nog wel iets anders kon zijn dan een verhaaltjesverteller.
Er is bij de tendenz van ‘escape’ ook een tendenz van ‘mode’. Een gemakkelijk woord, waarvan de verklaring minder eenvoudig is. Waarom is er bijvoorbeeld een tijd geweest, dat het ‘weenboek’ populair was, de tijd van de ‘romance’? Waarom hebben, in Nederland nog tot ongeveer 1930 toe, duizenden zich de ogen uitgehuild en hun escape gezocht in een zakdoek en in De Heilige en Haar Nar van Agnes Günther of in Ik heb je lief van E. Reumert of in Als moeders zondigen van E. von Maltzahn? Een feit is, dat er tegenwoordig aanzienlijk minder boeken, door tranenvlekken ontsierd naar de bibliotheek teruggebracht worden dan vroeger. Ik moet het antwoord op die vragen schuldig blijven. De ‘romance’ was natuurlijk in haar populaire uitingen een bastaardvorm van de ‘literatuur’. Afgezien van het feit, dat alle helden er in alles zo zuiver wilden houden, kon de lezer er nooit zeker van zijn, dat de schrijver niet eens ‘arty-arty’ ging doen en hem op een droef einde tracteerde. Met het detectiveverhaal is dat anders. Dat is beslist geen
| |
| |
bastaardvorm van literatuur. Het heeft gegarandeerd niets met literatuur of kunst te maken. Men kan de detective-roman zien als een escape voor de ‘romance’, maar stellig ook, en het spijt me het te moeten vaststellen, voor de ‘literatuur’. ‘From the most profound and searching dissection of human emotions; from the poignant cry of a human soul; from the daring analysis of the springs of human action; from the wings of pain and extasy; from the brutal frankness of the seeker after truth; from the lyric passion of a youthful heart; from the ruthless exposure of the shams and hypocrisies of the age - Good Lord, deliver us!’ [Marjorie Nicolson, The Professor and the Detective].
Tevergeefs probeert de roman van de Amerikaanse en Franse avant-garde het detectiveverhaal in moordlust en geweld te overtroeven. De gewone lezer houdt het liever bij de practische redenen van zoveel dollar dan bij de moord om allerlei metaphysische abstracties.
Het genre van het moordverhaal heeft het voor het grote publiek onmiskenbare voordeel, dat het zich, wat de compositie betreft, klassiek gedraagt. Het heeft een begin, een midden en een bewogen einde, een zorgvuldig opgebouwde climax. De schrijver van het detectiveverhaal moet in de eerste plaats verstaan, hoe hij die climax moet opbouwen. Hij moet weten, wat er voor geheimen achter het woord ‘spanning’ verborgen liggen. Hij moet de balans kunnen vinden tussen zijn uitweiding over het technische detail, dat nooit te uitvoerig mag worden behandeld - o Crofts! o Van Dine! - en de tekening van zijn karakters, die evenwel nooit mag overheersen - o Daly King! - en verder zijn schildering van een omgeving, die de lezer uitnodigt tot ‘escape’. Verreweg de meeste detectiveromans spelen op grote landgoederen, in wat men in de gouden tijd van het genre de ‘betere kringen’ placht te noemen. Een succesvol misdaadverhaal uit de sloppen zult U zelden tegenkomen, tenzij dan uit de ‘warme buurt’. En dan is de aannemelijke of stoere hoofdfiguur onmisbaar. Een geslaagde detectiveroman voldoet aan de behoeften tot ‘escape’ van zijn lezers en nooit aan zijn literaire verlangens. De ‘gave’ van de schrijver is de gave van zijn vindingrijkheid op technisch gebied en zijn in- | |
| |
stinct voor de ‘escape’-behoeften van zijn lezers.
De ‘escape’ is er in vele, gewoonlijk vermengde vormen: Vlucht voor het dagelijkse milieu. ‘Escape’ naar het restaurant met de exotische gerechten, naar de goede kledij - de modernen als Cheyney en Chandler enz. wijden altijd wat woorden aan de vrouwelijke en manlijke gewaden - naar Californië, naar de ‘manor’ met de butler, naar het bal met Lady zus en zo.
‘Escape’ uit de sexuele alledaagsheden door de losse omgang met de ‘broads’, wier curven tegenwoordig over de pagina's deinen en wier geslachtelijke appetijt en toegankelijkheid de dagdroom verlevendigen. De ‘tough-guy story’ besteedt nagenoeg evenveel bladzijden aan de vermaken van het slaapvertrek als aan die van het klieven der schedeldaken. Er wordt verder in deze stories zelden getrouwd. Het kennelijk hinderlijke probleem der eeuwige liefde van de ‘romance’ wordt nooit gesteld.
De detectiveroman is de vlucht in een vorm van fictie, die in het algemeen de werkelijkheid bevredigend nabootst. Nabootst! Het is de ‘werkelijkheid’ van het fraaie, vermoorde wijfje in het ijle nachtgewaad, dat haar benen en borsten maar nauwelijks verhult: moord met ‘glamour’. Maar nooit de ongeretoucheerde grauwheid van de werkelijke misdaad uit het Handbuch für Untersuchungsrichter van Prof. Hans Gross.
Het is een vorm van fictie, die openlijk en met alle middelen tegemoet tracht te komen aan de wensen van de lezer. In ieder geval aan zijn zin voor orde door de gegarandeerde zekerheid, dat het recht overwint en dat het werk ordelijk van opbouw is. De problemen worden altijd opgelost; het boek is altijd rond.
Het lijkt mij waarschijnlijk, dat de lezer zich onbewust vereenzelvigt. De overtuiging, dat hij zich vereenzelvigt met de moordenaar, om zijn kwaadaardigheden van de dag en zijn verdrukte wrok af te reageren, of met de speurder, de kruisridder, die het kwade bevecht, lijkt mij een persoonlijke zaak. De ‘sweeping statement’ over het boek en zijn lezer blijft mij verdacht.
Tenslotte is het detectiveverhaal een vorm van fictie, die
| |
| |
niet, zoals de ‘romance’, alléén voldoet aan ‘escape’ behoeften. De reden, dat een professor, die zich terdege zou generen, betrapt te worden met een geschrift van Courts-Mahler in de hand, zijn voorliefde voor de moord in geschrifte openlijk belijdt, ligt in het feit, dat de detectiveroman de enige vorm van niet-vaktechnische lectuur is, die rechtuit alle problematiek der ‘literatuur’ afwijst en toch, althans in de orthodoxe vorm van de bloeitijd, een beroep doet op de intelligentie van de lezer.
|
|