Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Ellen Warmond [Gedichten] Niet thuis Die mond van niet te spreken en die ogen van niet thuis heb ik daarvoor zo'n grote reis gemaakt langs heuvelruggen achterdocht en valkuilen onrust? had ik je maar liever schim of wolk gelaten blauw-blauw voorgoed vanuit de verte niet telkens elkaar vragen hoe het met ons gaat ik ken geen taal waarin wij moeten praten ik had een mooi grijs schimmenspel ergens op zolder van je staan tussen een lappen pop een doos vol ongeschreven brieven een snoertje krokodillentranen en gedroogde kindergrieven tenslotte ben ik nog en weer alleen alleen in huis de dubbele tranensnoeren om je hals je mond van niet te spreken - alles vals maar bovenal die ogen van niet thuis. [pagina 171] [p. 171] S.O.S. De telefoon opnemen op de grens van het bestaanbare ten einde raad een wildvreemd nummer draaien roepend: ik ben doodongelukkig dood en ongelukkig zeg iets wat mooi klinkt lieg iets wat beter lijkt ik ben doodongelukkig red mij. [pagina 172] [p. 172] Taboe Woorden rol ik als nieuwgeweven stoffen voor je af dat is maar spel ik praat uitsluitend om de overhaaste vlucht van de minuten het snelle storten van seconden in hun familiegraf niet uur na uur te moeten horen weet je ik zou de dagen als een muur omver willen halen om bedolven onder het puin een niet bestaande uit louter klinkers opgebouwde naam te roepen maar intussen waar moeten we met deze onbezielde uren naartoe de woorden die nog kleur behielden zijn taboe. [pagina 173] [p. 173] Geheime zender Langs legale weg niet meer te bereiken daarom probeer ik het zendstation van mijn keel af te stemmen op een zo intens wanhopig ademhalen dat een electrisch geladen spanningsveld moet ontstaan waarin langs onzichtbare draden een geheim contact met de trilling van je stem wordt aangegaan. [pagina 174] [p. 174] Cultus Je sliep in een bed van zwijgen en verdronk in de zee van mijn woorden het water steeg tot je lippen maar je antwoordde niet je ogen hebben tastend een vage glimlach aangegeven je handen lieten wijs en moedeloos schepen teleurstelling te water je voorhoofd heeft zich als een wit vizier om de achilleshiel van je bestaan gesloten in schemer van een heidens bijgeloof bewoon je tempels van verbeten aandacht op lichtjaren afstand aan alles ontstegen door niets te bewegen. [pagina 175] [p. 175] Poste restante Geen enkel woord geen enkel gedicht is hiertegen bestand mijn handen verzenden onbestelbare telegrammen medeleven loketten stilte gaan tussen ons dicht het is bijna niet langer te dragen in de vitrine van je ogen ligt de brief die nooit werd afgehaald vanavond weer ter inzage. [pagina 176] [p. 176] Brailleschrift De onmacht tot het ene woord ligt als een telraam in mijn handen vloekend met blinde vingertoppen lees ik het brailleschrift van je gezicht naar me terug de scherpe lijn langs je mond spellend: tranen tranen nachtenlang zoek ik de lettercombinatie die je uit het onbekende ontcijfert tot ver achter de horizon van waar je ooit bestaan kan hebben van ver over de grenzen van gelijk en ongelijk lok ik de klank die je bepaalt binnen handbereik. [pagina 177] [p. 177] Communicatie Mijn woorden hangen als een klopper op je deur tegen de nacht inbonzend als een hart en je slaap bezwerend die met namen en gezichten stuivertje wisselt door je brievenbus beluister ik je ademhaling als laatste communicatiemiddel. [pagina 178] [p. 178] Proeftuin Wat zei je ook weer? hoe het nu verder moet? tussen ons en de anderen liggen nog maar enkele woorden braak maar gisteren duurt nog wel tot overmorgen voorlopig ga ik lezen lezen lezen kijk de lucht klaart al weer op en in de kleine geheime proeftuin van mijn fantasie is een heel pril voorjaar in aantocht. Vorige Volgende