A. Roland Holst
Omwegen II
Niet door neer te stroomen naar zee, maar door een waarneembaar, zij het gefaald, pogen naar de bron terug te stroomen, zou het levende water blijk geven, nog iets anders en meer te zijn dan de rivier.
Alleen in den mensch blijkt het leven nog iets anders en meer te zijn dan de natuur, want in het bewustzijn van den mensch alleen poogt het leven, en in zintuigelijk waarneembare werken, zich naar zijn oorsprong te keeren. Daarom is, binnen de natuur, het bewustzijn van den mensch, vergeleken bij de vage geheimzinnigheid van zijn onderbewustzijn, een helder geheim.
Helder, en voor zijn drager, die dan tevens toch maar een zoogdier is, onweerstaanbaar en gevaarlijk. Helder en onweerstaanbaar voor dat zoogdier, want het stelt hem in staat terug door het dier te leven naar de plant, en door de plant terug naar het kristal, en dat is ook weer helder, maar ontoegankelijk. Helder en levensgevaarlijk, want op die terugreis heeft het bewustzijn het leven niet ongemoeid gelaten, maar tusschen het zijn en het hebben kwaad bloed gezet, en een twist gestookt, waar geen andere dieren ooit van wisten, noch de bloemen in hun kringloop van bloeien en welken. In dat kristal, echter, ziet hij dien twist voorbeschikt en beslecht, maar in een stilte des doods, helder, vlakbij, ontoegankelijk.