Martinus Nijhoff
Het huis
Op akkerland, met duinen in 't verschiet,
staat, in de schaduw van nabij geboomt,
het huis dat ik ontruimde en achterliet,
en dat thans door de vijand wordt bewoond.
De bomen zijn, naar ik verneem, geveld;
't huis werd een kazemat, en het terrein
- indien het waar is wat mij wordt gemeld -
moet in een mijnenveld herschapen zijn.
Zo zegt men. Maar het huis zelf deelt mij mee
wanneer het in mijn dromen tot mij spreekt:
ik heb bericht ontvangen van de zee,
dat straks een reinigende storm opsteekt.
[Martinus Nijhoff bezat een huis te Biggekerke in Zeeland, waar hij van tijd tot tijd vertoefde. Tijdens de oorlog legden de Duitsers er beslag op; het werd opgenomen in de op Walcheren aangelegde verdedigingswerken.
Bovenstaand niet eerder gepubliceerd gedicht werd in handschrift aangetroffen in Nijhoff's letterkundige nalatenschap. Het is niet gedateerd. De schrijver Theun de Vries was zo vriendelijk mee te delen, dat Nijhoff hem dit gedicht gestuurd had in een brief van 1 Mei 1944. Echter stond in deze - blijkbaar latere - versie in regel 7 werd i.p.v. wordt en in regel 9 Dit zei men i.p.v. Zo zegt men.
Gerrit Kamphuis]