tot onze verbazing in de Amigoe di Curaçao lazen, Newman ‘zulks meende,’ Integendeel, jaren lang vóór hij kardinaal werd, schreef Newman in zijn bekendste werk; ‘Het is duidelijk, dat zoals de Gallicaanse kerk een Frans element in zich heeft, Rome ook een Italiaans element in zich moet hebben’; maar hij laat er op volgen, dat het een ramp zou zijn, indien de Kerk zich zou bepalen tot de Europese naties.
(Apologia, 1905, p. 2688)
Dit heeft de Kerk nimmer gedaan en dat zij het niet wil doen, bewijst de krasse creatie van Paus Pius XII overduidelijk.
Die creatie is van bijzondere betekenis voor Nederland, omdat voor de eerste maal in een geschiedenis van meer dan duizend jaar de zetel van Utrecht zal worden bekleed door een bisschop, die tevens kardinaal is.
Dit hadden zij, die in 1853 het lawaai maakten, dat in onze geschiedenis bekend is als ‘Aprilbeweging’ niet kunnen dromen.
Het vermoeden is gewettigd, dat de weerstand der Nederlandse Katholieken tegen het nazidom, waarvan de aartsbisschop de Jong een der moedigste leiders is geweest, mede de aanleiding werd van zijne verheffing tot kardinaal.
Men mag echter daarbij niet vergeten de geweldige werkzaamheid der laatste halve eeuw in de Nederlandse Kerkprovincie; een werkzaamheid welke zich ver daarbuiten deed gevoelen.
Ook moet men niet vergeten de bizondere kwaliteiten zelf. Dr. de Jong uit de school sen Kardinaal zelf. Dr. de Jong uit de school van Schaepman, was jaren lang hoog leeraar aan het Groot-Seminarie Rijsenburg, waar hij Schaepmans katheder innam; hij was daar tevens president en heeft zich een uitnemend leider getoond in het episcopaat. Hij is Romano di Roma, want hij doctoreerde in de Eeuwige Stad; Hij is een Fries der Friezen, geboren te Nes op Ameland. Hij is daarbij, zo niet de eerste, dan toch ongetwijfeld de vruchtbaarste en veelzijdigste onder de Nederlandse kerkhistorici. Daarvan getuigt niet alleen zijn monumentaal HANDBOEK DER KERKGESCHIEDENIS, waarvan men in geen enkele taal gemakkelijk de weerga vinden zal; maar dit bewijzen ook zijn kleine monografieën als zijn schets der Friese Kerkelijke Geschiedenis, zijn kostelijke bijdrage over de ‘APRILBEWEGING’ en vooral zijn karakteristieke brochure over de ‘INQUISITIE’. Het zou voor vele Rome-rillers een geruststelling zijn, dit boekje te lezen, dat te meer waarde heeft, nu Rome niet aarzelde den schrijver etrvan tot kardinaal te verheffen. Kon men er de nuchtere beschouwing bij afdrukken, waarmede de Jong indertijd op zijn droge manier een wat opgewonden opponent beantwoordde, zoveel te beter.
Er zou iets te zeggen zijn over de persoonlijkheid van dezen herculisch gebouwden man; over zijn grote bescheidenheid, zijn ingehouden geestdrift, zijn breede visie, zijn ruimhartigheid, zijn afkser van clerocratie, zijn scherpe mensenkennis, zijn vertrouwen in mensen, die hij vertrouwen geeft en zijn trouw aan hen.
Maar over deze dingen kunnen zij spreken, die hem beter hebben gekend; Dit echter mag getuigd worden; de Paus die den Nederlandsen aartsbisschop eerde, heeft het College verrijkt, dat dezen prelaat in zijn kring ontvangt.
Leo X werd opgevolgd door Adriaan VI.
Aan de Voorzienigheid alleen is bekend, wie na Pius komen zal.
Maar gevaarlijk handelt niet hij, die zegt, dat men zich niet tezeer zou moeten verbazen, dat de opvolger van den laatsten niet-Italiaansen Paus wel eens weer een