geschreven werd in een vreemde taal of op een bepaalde wijze, doet er evenmin toe. Voor zoover natuurwetten waar zijn, blijven zij waar. Wel of niet opgeschreven, gebrekkig of zelfs verkeerd geformuleerd, doet niet terzake. Zij waren en blijven waar. Dat godsdienstige hervormingen aan elkaar verwant zijn, is even logisch als dat sociale verschijnselen op elkaar lijken; dat de Openbaring niet in den vorm van een theologische encyclopaedie kwam, weten wij ook, maar wat dit met de waarheid ervan te doen heeft, is onduidelijk. Of bestonden er geen wetten vóór de codificaties en geen talent vóór gramatica's
Voor den schrijver in ‘CURAÇAO’ is het Protestantisme: ‘het leven uit God van den individueelen geest in liefde met zijn broeders, onder het besef dat de eeuwige ons in tijd en ruimte heeft uitgezonden om in het vele onze eenheid met Hem te beleven en te zoeken’.
Deze positieve definitie wordt voorafgegaan door de formeele: ‘het wezen van het Protestantisme is: het erover eens zijn, dat men het oneens is’.
Als een Protestant nu zijn Bijbel opslaat en Johannes 17:20 en volgende eens lezen wil, zou het kunnen zijn, dat bij hem eenige twijfel ontstaat over het werk van ‘onzen dikken vriend Luther’, gelijk de medewerker in ‘CURAÇAO’ hem zoo familiair noemt.
Het dagblad ‘Beurs- en Nieuwsberichten’ bevatte 1 November de samenvatting van een preek, welke Dominus H.W. Eldermans voor de Vereenigde protestantsche gemeente hield. De gedachtegang van die preek vertoont merkwaardig veel overeenkomst met het in het weekblad ‘CURAÇAO’ verschenen artikel. In de preek vernemen wij:
‘Luther heeft de Hervorming niet gemaakt. De Hervorming heeft Luther gemaakt. Het gistte aan alle kanten en Luther had niet anders te doen dan mee te doen. Het was een onvermijdelijke crisis van de kerk, trouwens van heel het geestelijke leven der westersche menschheid. De zeevaarders hadden een groot deel van de andere helft der aarde ontdekt en de leer, de symboliek der kerk begon er vreemd uit te zien. De plaats waar vroeger het vagevuur was, was nu een gewoon stuk van het zuidelijk halfrond.’
Waar is, dat de eerste helft der 16e eeuw een crisis-tijdvak kan worden genoemd. Echter niet omdat er te weinig vrijheid was of te veel dwang of te innig katholiek leven. Integendeel. De crisis was juist een gevolg van de bestaande, veel te groote vrijheid; ware de pauselijke Stoel krachtiger opgetreden, het zou zoover niet zijn gekomen. De crisis moge onvermijdelijk zijn geweest, het was heelemaal niet onvermijdelijk tot revolutionaire daden over te gaan. Mannen als Erasmus en Sir Thomas Morus die in bekwaamheid en critischen zin zeker niet onder deden voor Luther, zagen de gebreken en de crisisver in hun hoofd op, zich te verzetten tegen het wettig gezag in de Kerk, laat staan dat zij er aan dachten, de Kerk uit te leveren aan den Staat en van elk vorstje een paus te maken. Dat was, waartoe Luther's actie voerde.
Dat Columbus en de na hem varende Spanjaarden, Portugeezen en Italianen bij de uitbreiding van hun geografische kennis over de plaats van het vagevuur zijn gaan prakkezeeren, is een nieuw historisch gegeven. Voorzoover wij weten, hebben deze dingen nimmer een rol gespeeld.
De eigenaardigheid van Dominus Eldermans is, dat hij werkelijk schijnt te meenen, dat de Lutherse beweging met name de