Ten tijde van Gregorius VII was juist de bemoeizucht der wereldlijke vorsten oorzaak, dat allerlei misbruiken de Kerk binnenslopen!
De Pragmatieke Sanctie in Frankrijk, een werk van Karel VII en de geestelijkheid, was een toepassing van de decreten van Bazel en een gevolg van de conciliaire beweging. In zijn commentaren beoordeelde Pius II deze sanctie aldus; ‘Deze wet, waarmede de Franse prelaten menen, de vrijheid te hebben gevonden, legt juist een zwaar slavenjuk op; zij heeft, om het zo te zeggen, hen slaven gemaakt van de leken.’
Twintig jaren na Pius II, toen de Kardinaal van Cusa in Innsbruck de kerkelijke hervorming wilde invoeren, werd hem dit belet door den Hertog van Tyrol. Deze had pamflettenschrijvers in zijn dienst, die op gezag van de conciliare theorie, die indertijd was uitgedacht door oprechte aanhangers van de kerkelijke hervorming, later gebruikt werd om deze hervorming zoveel mogelijk tegen te werken. Toen de Pausen een eeuw later er voor zorgden om de decreten van het Cocilie van Trente doorgevoerd te krijgen, hielden koningen en parlementen de doorvoering van deze ‘ultromontane’ instructies tegen, met een beroep op de theologie van Bazel en Constanz.
In de 15e eeuw waren het vooral de vorsten, die profiteerden van dergelijke crisissen in de Kerk, waarbij Pausen en Concilies elkanders welwillendheid betwistten.
De eerste stappen van het Pausdom op de lange weg naar de kerkhervorming, waren de concordaten met de vorsten. Martinus V en Eugenius IV waren de eersten, die dergelijke tractaten sloten. Zij gaven aan de Staat concessies welke in de bloeitijd der Middeleeuwen nooit zouden zijn toegestaan; maar zowel de behoeften van de Kerk als die van de Staat brachten dit met zich mede. De nooit opgeloste kwestie van de verhouding tussen Kerk en Staat openbaarde zich in een nieuwe vorm. Maar door deze daden welke op het eerste gezicht een concessie schenen, wist het Pausdom juist zijn rechten te handhaven. Zij gaven duidelijk te kennen, dat de staat niet alleen de vraagstukken van de Kerk kon oplossen maar zij waren tevens een duidelijk protest tegen eenzijdige handelingen, zoals b.v. de Pragmatieke Sanstie, welke duidelijk een niet- begrijpen of een miskenning was van de Roomse suprematie.
Naarmate de vorsten hunne macht over de kerken versterkten, zien wij hoe het Pausdom zijn absolutisme meer bevestigt en ontwikkelt. Beide ontwikkelingen lopen parallel en de tweede corrigeerde de eerste.
Wanneer werkelijk de concilies in de 15e eeuw er in geslaagd zouden zijn, om aan het Pausdom afbreuk te doen, dan zou de invloed der vorsten op kerkelijk terrein geen enkel tegenwicht gevonden hebben en zouden zij ongestraft paus zijn geweest in hun eigen gebieden.
Het Concilie van Florence, wat de eerste werkelijke oecumenische kerkvergadering was, sinds de 9e eeuw, werd gehouden onder voorzitterschap van Paus Eugenius IV en was gericht tegen de Vaders van Bazel Voor een korte tijd werd daar de vereniging tussen de Latijnse en Griekse Kerk hersteld en bij het grote jubile van 1450 trad Paus Nicolaas V weer op als meester van de Christenheid.
De kroning van Frederik III door dezen Paus in 1452 en de decreten van Pius II en Paulus III, die als opstandig een beroep op een algemeen concilie veroordeelden, getuigden van een spoedig herstel van de Pauselijke suprematie. Aeneas Sylvius Piccolomini had als jong priester deel genomen aan het schismatieke concilie van Bazel; op lateren leeftijd ging hij voor den Paus een concordaat sluiten in Duitsland. ‘Daar, waar