Lux. Jaargang 3
(1945)– [tijdschrift] Lux– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |||||
Er is olie genoegOnderstaand interessant artikel verscheen onder den titel ‘Count on enough oil’ in ‘The Lamp’ van de Standaard Oil Company (New Jersey); het is voor lezers in de Vereenigde Staten geschreven zoodat eenige bewerking bij het vertalen noodzakelijk was, waardoor het artikel voor ons gebiedsdeel o.i. nog heeft gewonnen. Sinds vele jaren wordt de olie-industrie periodiek gealarmeerd door berichten dat wij op het punt zouden staan onze olievoorraden uit te putten. Het eerste alarm van dien aard kwam al spoedig nadat olie in Noord-Amerika was ontdekt en het laatste alarm trekt juist op dit oogenblik de algemeene aandacht. Het is zeer natuurlijk dat het publiek zich verontrust wanneer gezegd wordt, dat er over luttele jaren geen olie meer zal zijn. De rantsoeneering in Noord-Amerika heeft de gevoeligheid van den gemiddelden burger voor den toekomstigen olie-aanvoer verscherpt want hij heeft ondervonden wat het kan beteekenen, als hij niet genoeg stookolie voor zijn woning of benzine voor zijn auto heeft. En inderdaad, de rantsoeneering heeft den gedachteloozen burger doen gelooven dat wij reeds in de periode van een olietekort verkeeren ofschoon een oppervlakkige beschouwing der feiten aantoont, dat het schijnbare tekort voor civiel gebruik uitsluitend is toe te schrijven aan de militaire behoeften. De Vereenigde Staten produceeren thans 4½ millioen vaten per dag - een ongeëvenaarde productie, die hooger is dan ooit in de geschiedenis. Verantwoordelijke personen zien dit in, maar wat het publiek in de war brengt en verontrust zijn de elkaar tegensprekende verklaringen die gepubliceerd zijn over de olieproductie in de naaste toekomst. De zaak is eenvoudig deze: dat ofschoon de Vereenigde Staten in de toekomst zijn energie, die het thans zoo gemakkelijk in olie vindt, misschien gereduceerd ziet, dit tijdstip in de eerste jaren niet zal aanbreken en evenmin nog in vele, vele jaren. Twee overwegingen worden meestal aangevoerd als basis voor een pessimistische diagnose:
Deze feiten zijn op zich zelf volkomen waar, maar de onheilsprofeten komen tot onware conclusies wanneer zij de invloed ervan afmeten op de totale oliepositie in de toekomst. De zichtbare reserves vertegenwoordigen een voorzichtige raming van de olie die gemakkelijk gewonnen kan worden Zij zijn eigenlijk onze actieve ondergrondse voorraden - voorraden waarop doorloopend getrokken wordt en die voortdurend door nieuwe ontdekkingen aangevuld worden. Zij zijn niet de olie die wij verwachten nog te zullen vinden. | |||||
[pagina 95]
| |||||
Bij het calculeeren der zichtbare reserves is geen rekening gehouden met olie die nog gewonnen kan worden in ‘secundaire bewerking’, die toch op vele olievelden druk toegepast wordt; evenmin is rekening gehouden met mogelijk toekomstige uitbreidingen van bestaande velden, zelfs niet van die welke nog maar in het allereerste stadium van ontwikkeling zijn. De tegenwoordige ‘inventaris’ van 20 milliard vaten zal, naar de ervaring ons leert, misschien uitgroeien tot 25 of 30 milliard vaten op grond van zoo'n opwaartsche herziening, zonder nieuwe ontdekkingen in aanmerking te nemen. Maar een nog grootere reserve is olie die nog ontdekt zal worden in de Vereenigde Staten en in andere gemakkelijk bereikbare area's op het westelijk halfrond. Op deze potentieële reserve kunnen wij met vertrouwen rekenen. Laten wij deze vooruitzichten eens in het kort bespreken. In de Vereenigde Staten alleen is een oppervlakte van ongeveer 2½ millioen vierkante mijl (6½ millioen km2) sedimentair gesteente - het gesteente waar olie gevonden wordt. Van deze oppervlakte is ongeveer 1½ millioen vierkante mijl (3,9 millioen km2) gunstig voor het vinden van olie. Tot nu toe is minder dan de helft van dat oppervlak grondig op olie onderzocht. Bij het critisch bekijken van de olie-ontdekkingen zien wij dat in het verleden, wanneer de olie-industrie een gunstig terrein grondig heeft geëxploreerd, 1 á 3% van het onderzochte oppervlak tenslotte productief is gebleven. Op grond van deze ervaring nu, en gebruik makende van het laagste cijfer, mogen wij verwachten dat 15.000 vierkante mijl (39.000 km2) productieve olievelden te voorschijn zullen komen uit onze 1½ millioen vierkante mijl ‘vooruitzichten’. Eveneens mag op grond van de ervaring aangenomen worden dat de gemiddelde opbrengst bijna 10.000 vaten per acre (1 acre = 0,4 ha) zal bedragen. Deze opbrengst toepassende op onze 15.000 vierkante mijl van verwachte productieve velden in de Vereenigde Staten, zou ons in totaal 96 milliard vaten geven. Hiervan moeten afgetrokken worden de 28 milliard van de reeds produceerende velden, zoodat ons dit 70 milliard vaten zou geven. Maar er is méér: deze raming is gebaseerd op de weinig efficiente winningsmethoden die in het verleden gebruikt werden. Efficiency in de oliewinning is nooit stil blijven staan. Tegenwoordig zijn wij in staat om veel meer olie te winnen uit de natuurlijke ondergrondsche reservoirs dan wij vroeger mogelijk achtten en daarom mogen wij onze cijfers naar boven herzien om ze in overeenstemming te brengen met de verhoogde efficiency en onze geraamde reserve van 70 milliard vaten mag verhoogd worden tot 100 milliard of meer als de minimum olievoorraad der Vereenigde Staten in de toekomst. Het zou uiteindelijk voor de Vereenigde Staten noodzakelijk kunnen worden om een grooter deel van zijn eigen olie-behoefte te importeeren op grond van het feit dat olie steeds moeilijker te vinden kan zijn in de komende jaren en ook wegens de steeds groeiende vraag naar olieproducten. Hierbij moet opgemerkt worden dat de Vereenigde Staten reeds meer olie ontdekt hebben, in verhouding tot hun mogelijke reserves, dan eenig ander land. Indien die noodzakelijkheid zich voordoet, dan zijn de landen die olie kunnen leveren niet ver te zoeken, met name de landen aan de Caraïbische Zee, een territorium dat één der twee rijkste petroleumdistricten der aarde is. Het moge dan al waar zijn dat de ‘zichtbare reserves’ van het Caraïbische gebied thans slechts circa 8 milliard vaten bedragen, maar vele geologen zijn ervan over- | |||||
[pagina 96]
| |||||
tuigd dat de olievoorraden van dat gebied tientallen milliard vaten zullen bedragen. Noordwaarts hebben Canada en Alaska uitgebreide districten die gunstig zijn voor olie-accumulatie en die landen zijn potentiëel belangrijke reserves. Canada produceert reeds olie; in Alaska zijn reeds langen tijd olie-sijpelingen bekend. Er is geen twijfel of het noorden zal intensieve exploraties rijk beloonen. Resumeerend: vakkundige geologen gelooven dat de olielanden van het westelijk halfrond (buiten de Vereenigde Staten) in de toekomst evenveel olie zullen produceeren als de Vereenigde Staten, dus misschien óók 100 milliard vaten. Voor het westelijk halfrond in zijn geheel komt dit neer op minstens 200 milliard vaten, hetgeen genoeg is voor een eeuw bij het tegenwoordige verbruik. Als de dag mocht komen dat wij nóg grootere aanvoeren van olie noodig hebben dan zijn er ruimschoots reserves die de toekomstige generatie kunnen aanspreken. Vloeibare brandstof kan ook worden verkregen uit natuurgas, uit teerhoudend zand, uit oliehoudenden leisteen en uit steenkool door middel van reeds bekende procédé's. Alleen reeds de enorme steenkoolvoorraden der Vereenigde Staten zouden voldoende zijn om dat land voor 1000 jaar van vloeibare brandstof te voorzien. De kosten om olie op deze wijze te winnen zouden iets hooger zijn dan bij het winnen van brandstof uit petroleum, maar niet te veel. De potentiëele voorraad van vloeibare brandstof is dus voldoende voor een langere periode dan de mensch kan overzien. De achteruitgang in het tempo der olieopsporing is hoofdzakelijk een vertraging in de pogingen om olie te vinden. Deze vertraging is wederom het resultaat van een aantal factoren, maar de voornaamste factoren zijn het tekort aan mannen en aan materialen ten gevolge van den oorlog en het ontbreken van de normale prijsconcurrentie. Beide zijn kennelijk tijdelijke factoren. Zelfs in vredestijd fluctueert het tempo der olie-opsporing. Dientengevolge zijn de ervaren oliemannen, die met de ups-and-downs van de olie-industrie op de hoogte zijn, weinig bezorgd omtrent de tegenwoordige situatie. De pogingen om olie te vinden staan in direct verband met den prijs: als de aanvoer ruim is en de prijs naar verhouding laag, dan vermindert de inspanning om olie te vinden; wanneer de aanvoer teekenen van zwakte vertoont, dan stijgt de prijs en de exploratie neemt weer toe. In 1938 beschikte de olie-industrie over de grootste reserves in haar geschiedenis en de prijzen waren betrekkelijk laag. Zelfs zonder het uitbreken van den oorlog zou verwacht mogen worden dat de opsporing achteruit zou gaan. Toen brak de oorlog uit; de olieprijzen werden op de bestaande niveaux bevroren en als een gevolg daarvan verminderde de exploratie. De olie-industrie der Vereenigde Staten heeft bijna tweemaal zooveel olie geproduceerd als de rest van de wereld tezamen. Deze olie werd gewonnen op slechts 15% van het gunstige olieterritorium der aarde. Ook elders werden vele olievelden door Amerikanen ontdekt. Initiatief en concurrentie hebben dit record mogelijk gemaakt. Wanneer het mogelijk zal zijn om het systeem van initiatief en concurrentie, dat in het verleden zoo succesrijk was, zich weer vrij te laten ontplooien, dan mogen wij met vertrouwen verwachten dat de olie-industrie wederom levert de goedkoope brandstot waarop onze economie gedeeltelijk steunt. |
|