Lux. Jaargang 3
(1945)– [tijdschrift] Lux– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Pater Brada O.P.
| |
[pagina 92]
| |
het dogma. Dat Newman modernist is kan de Groot niet aannemen, wel is er verschil tusschen zijn leer en die van Thomas van Aquino en de leer over de evolutie van het dogma, noemt de Groot ‘stout’ van durf en grootheid van gedachte. F. Pijper komt in zijn Geschiedenis van het modernisme ook over Newmans ‘Tracts’ te spreken. (1921) In het jaar 1914 verschenen er twee levensbeschrijvingen over Newman. Eèn, in brochurevorm van de hand van Pater Kroon S.J. uitgaande van het Engelsche leven van Ward. In zijn inleiding wijst Pater Kroon erop, hoe er ook belangstelling is bij de Protestanten. Inderdaad er was belangstelling bij hen gegroeid. De tweede levensbeschrijving is nl. 'n dissertatie van een predikant H. Stoel van de universiteit van Groningen. Het is geen volledige levensbeschrijving, de ondertitel is dan ook ‘Kardinaal Newman, zijn strijd om de ware kerk’ (1914). Er was aan de universiteit van Groningen zooveel belangstelling voor de hoogkerkelijke beweging dat de katholieken hoopten dat Groningen Oxford zou kunnen worden: ‘de Groninger stroom verzande onder gewone secten’ zegt Brom. Dr. Jules Persijn de alweter vroeg ook belangstelling voor Newman. In zijn vijfde voordracht voor niet katholieken ontwikkelt Prof. van Ginneken S.J. Newmans ideën over de evolutie van het dogma (Amsterdam 1917 en latere uitgaven) Ook kwamen er directe vertalingen ‘Uit de ziel van Kardinaal Newman’ heet een vertaling verschenen te Leuven 1924. 15 Preken werden er vertaald door Dr. Jos. de Cock. Vertalingen verder onder leiding van het Geert Groote Genootschap en Prof. Hoogveld. Voor het directe geestelijke leven verschenen er twee boekjes ‘Gebeden en overwegingen van Kardinaal Newman’ en ‘Overwegingen over de christelijke leer van Kardinaal Newman.’ Ook een meer gedetailleerde studie had er plaats, zoo verschenen er twee studies over Newmans ‘Idea of a University’ geschreven door A. Pompen en P. Sobry (1925) Mgr. de Jongh behandelde de figuur van Newman met veel zorg in zijn ‘Handboek van de Kerkgeschiedenis’ (Nijmegen 1929) terwijl Newmans ideën ook tot ons kwamen door het boek van Karl Adam, ‘Het wezen van het Katholicisme’ waarbij de Nederlandsche bewerker zich beijverde te verwijzen naar de ideeëngang van Newman. Prof. Gerard Brom was aangetrokken door de figuur van Newman: ‘Duizend navolgers van Scott hebben samen niet de waarde van een Newman. Scholten en Hofstede zijn in de bibliotheken bijgezet terwijl Newman overal op tafel ligt.’ heet het bij hem, terwijl hij hoopt, dat de stroom die in Groningen ‘verzandde’ nog eens naar boven zal komen. In zijn ‘Romantiek en Katholicisme’ geeft hij duidelijk blijk van zijn geweldig respect voor Newman, die zich in het verleden van de kerk verdiepte,’ om het traditiegevoel en de gemeenschapzin te vernieuwen.’ De Oxfordbeweging vond een nieuwe historicus in de bekende Nederlandsche theoloog A. Jansen ‘De beweging van Oxford’ 1930. Het vraagstuk van Engelands bekeering bleef de apologeten trekken en werd voor hen beschreven door E. Vermeulen O.P. in het Schild 1923. De protestanten bleven van Newman houden, de tijden waren veranderd, ze zongen ‘Lead, kindly Light’Ga naar voetnoot1) en nog meer | |
[pagina 93]
| |
groeide hun belangstelling door een inleiding op Newman door J. Gunning (Amsterdam) welk boek misschien weer de aanleiding was tot werken als ‘De kerk in het denken van Newman’ door W. v.d. Pol (Nijkerk 1936) en Newmans gedachten over rechtvaardiging’ door Mej. Dr. C.J. de Vogel (Wageningen 1939). Dit boek van v.d. Pol werd uitvoerig besproken in het tijdschrift der Paters Dominicanen ‘Kultuurleven’ (Sept. 1936) waarin met veel waardeering over dit boek geschreven wordt, doch waarin de schrijver toch meent te moeten opmerken, dat de oecumenische gedachten van den schrijver zijn kijk op Newman te veel moet hebben beinvloed. Door het onderscheid in ‘dogma’ en ‘doctrine, opinion’ door geheel Newmans leven aan te wijzen meent de recensent, dat dit een gevaar kan beteekenen en een indruk zal geven, die verkeerd is, bij die Katholieke geesten, ‘die reeds lang genoeg tegen den heiligen en genialen Kardinaal vooringenomen zijn.’ Dus nog in het jaar 1936. Dat Mannings werk teneinde zou zijn en Newmans werk nog zou leven is wel aardig gezegd, doch niet geheel juist. ‘The Eternal Priesthood’ leeft nog en is nog het veel gelezen boek van vele priesters. Dezelfde geest tegen Manning zien we ook in het wel erg vrijmoedige leven van Newman van de hand van J. Lewis May, in het Nederlandsch vertaald door Fr. Wahlen 1931. In zijn inleiding op dit romantisch geschreven leven wijst F. Wahlen erop, dat naar zijn opinie, dit in navolging van May, de beteekenis van Newman bestaat in zijn opkomen tegen het liberalisme in de goddienst. Eerlijkheidshalve dienen we er ook op te wijzen, hoe er altijd werd aangemaand tot voorzichtigheid. Dr. Pauwels O.P. wees er op, in zijn artikel in de Katholieke Encyclopedie, dat Newman ‘alléén maar voorzichtig mag gevolgd worden.’ Deze woorden zijn natuurlijk gewikt en gewogen, voordat ze werden neergeschreven. Hij zegt dit, daar Newman ‘tamelijk ver af staat van de traditioneele theologie en wijsbegeerte en zijn eigen weg gaat’. De Groot had alleen maar gezegd, dat het soms opviel, hoe moeilijkheden soms lang en breed werden behandeld, terwijl de oplossing verbazend kort weergegeven wordt. Een opvallende wijze van het behandelen van een onderwerp zien we b.v. ook in een preek over geloof en twijfel, waar Newman met klem van redenen aantoont, dat men niet langer mag twijfelen, dat kan de kerk niet toestaan, dat is onmogelijk, dan is men niet meer katholiek, om dan pas de distinctie te maken, dat een ‘methodische’ twijfel mogelijk is en juist goed om zijn geloof redelijk te verantwoorden. Dat had St. Petrus ons aangeraden. Men moet goed begrijpen een preek is geen dogmatiekboek! De eloquentie heeft ook zijn wetten en kan die gedachtengang hebben voorgeschreven, om het verrassingselement in te voeren. Natuurlijk was er ook belangstelling voor Newman in de apologetische milieu's. ‘Het Schild’ van 1939 bv. bevat een artikel van Oldenburg Ermke over de beteekenis van de ‘Apologia’; de schrijver meent dat de eenheid tusschen geloof en leven er hechter door geworden is, meent ook dat Newman de koude onverschilligheid van het nieuw heidendom reeds voorspelde. In een ander artikel van de hand van Dr. P. Kasteel wordt erop gewezen, hoe er verlangen groeit om Newman uit te roepen tot kerkleeraar en wordt Newmans beteekenis vooral ook gezien in het feit, dat door Newman wij ons verstaan kunnen met onze niet-katholieke landgenooten.
Moge dat waar zijn. |
|