Gelooft men werkelijk, dat een man van dergelijke positie en ontwikkeling in 14 dagen of 14 maanden tot zijn nieuwe overtuiging komt?
Heeft hij zelf niet gezegd, dat hij ongemerkt Christen was geworden en toen begreep, niet langer Jood te kunnen zijn?
Vindt men hetzelfde psychologische verschijnsel niet in alle bekeerlingen?
Het heet nu, dat zijn bekering een belediging is aan de Joden, die liever wilden sterven, dan hun geloof verlaten.
Heeft men bedacht, dat sinds jaren, christen geworden Joden, ja zelfs afstammelingen van Joden, wier ouders en grootouders en overgrootouders reeds christen waren, evengoed slachtoffers waren van het barbaarse antisemitisme, dat zich immers niet bepaalt tot een aanval op ‘geloof’ alleen? Indien een Jood zo diep gezonken was, dat hij vrijwillig werktuig of aanhanger van de anti-semitistische beweging werd, konden wij het verwijt verstaan. Maar de Katholieke Kerk vervolgt toch zeker niet het Joodse geloof. En tal van Katholieken, de Paus voorop, en men mag ook aan den huidigen Minister van Koloniën, professor Schmutzer herinneren, zijn immers voor de vervolgde Joden in de bres gesprongen.
Men heeft gezegd, - en dit is toch waarlijk een belachelijke aantijging aan het adres van zulk een man - dat hij juist lang genoeg zou hebben gediend om zijn pensioen te bereiken!
Laat men eens goed bedenken: een man van 64 jaar; een leeftijd, die niets meer doet verwachten. Hier is geen Disraeli, die met het doopbriefje toegang krijgt tot het parlement; geen Philips, die zoo in het zakenleven treedt, geen Heine of Karl Marx, die zeker zonder eigen overtuiging gedoopt werden. Het geldt hier een in de wetenschap vergrijsd man, een oud-hoogleeraar aan de universiteit te Padua, die een kwart eeuw voorganger was. Zou zulk een man op enige zilverlingen moeten wachten? Is het niet veel natuurlijker, de eenvoudige vraag te stellen; Zag deze man de waarheid? En wat bewoog hem om die waarheid te aanvaarden, ofschoon, gelijk hij zelf heeft gezegd, dit de grootste tragedie van zijn leven was?
Wij hebben grote Christenen, die uit het Jodendom naar het Christendom zijn overgegaan.
Onder de mensen is van hen de Apostel Paulus de grootste figuur. Hij heeft gezegd, dat hij wel verloren zou willen gaan, om het heil der Joden te bewerken; (Romeinen IX.) En wij betwijfelen niet, of zo denken alle Joden, die uit overtuiging den Christus hebben erkend.
We weten van bekende Joodse bekeerlingen uit Nederland. Zo de dichter Isaac Da Costa en de jurist Samuel Lipman; de eerste werd protestant, de tweede katholiek. Beiden mannen van hoge gaven; beiden, eigen overtuiging, diep beleefd.
Er is misschien niets ontroerender, dan het feit, dat de doodzieke Da Costa zich de vertaling liet voorlezen van de brieven van Paulus door Samuel Lipman; en het meest ontroerende is wellicht, dat men in geen van beide schrijvers één hard woord zal vinden tegen Israel, maar alleen liefde.
Het is mogelijk, dat zij, die den Opperrabijn van Rome thans smaden, zich daarover alleen zullen hebben te schamen, als al de omstandigheden van diens opzienbarende stap ons bekend zijn geworden.
Een gelovige Jood zal hem waarschijnlijk meer waarderen dan Spinoza of Trotzky en een Christen kan zich slechts verblijden over het licht dat over dezen man is opgegaan op hogen leeftijd.