daartoe geschikt, verrichtte. Men ondernam in het jaar 1762 het bouwen van een kerk, die in het volgende jaar voltooid was en met veel plechtigheid ingewijd werd op de 20ste Maart 1763. Sedert is het tractement van den Predikant verhoogd tot duizend stukken van achten of vierentwintighonderd Amsterdamse guldens, en voor de weduwe, indien hij mocht komen te overlijden, een pensioen van vierhonderd en tachtig guldens vastgesteld.
Dit kerkgebouw, tot welks oprichting de Luthersen niet alleen, maar velen zelfs van andere gezindheden, door milde liefdegiften het hunne verstrekt hebben in een collecte, bij welke omtrent negenduizend stukken van achten, ter waarde van meer dan twintigduizend Hollandse guldens, ingezameld werden, beantwoordt aan de ijver en getuigt van het vermogen der ingezetenen dezes eilands. Het fundament bestaat uit gehouwen klipstenen, waarop een muur rust van twee voet dik en meer dan dertig voet hoog, van gebakken steen, daartoe uit Holland aangebracht, omringende een langwerpig vierkant van zestig voet lang en vierenveertig voet breed. Door middel van gaanderijen heeft met het bekwaam (geschikt) gemaakt, om een Gemeente van vijf- of zeshonderd mensen met gemak te kunnen bergen. Ook is voor de luchtigheid, in dat klimaat hoognodig, door twee rijen vensters boven elkander, zorg gedragen. Van buiten heeft het een sierlijke lijst en op elke hoek een knop; ook twee deuren tegenover elkander; en van binnen staan in het ruim vier pilaren, die de gewelven onderschragen. De predikstoel, zowel als het Doophuis en het gestoelte der Regering, is van fijn mahoniehout. Ook ontbreekt er in deze kerk geen kunstig snijwerk, fraaie kleuren of verguldsel. Men heeft er voor den Heer Gouverneur in het bizonder een gestoelte geplaatst, dat ongemeen prachtig is; gelijk ook het orgel, waar men deze kerk mee voorzien heeft, met kunstig lofwerk praalt. Men zegt, dat voor de Gereformeerden op dit eiland, thans ook een nieuwe kerk gebouwd wordt.’
Tot hier het citaat uit de ‘Tegenwoordige Staat van Amerika’. Wij hebben ons slechts enkele geringe afwijkingen in stijl en spelling veroorloofd.
Dominé Sijbrand van Dissel, schrijver van ‘Eenige bijzonderheden betreffende de voormalige Evangelisch-Lutherse Gemeente op Curaçao’ (1865), protesteert hevig tegen de opvatting van Hering en Houttuyn, als zou op het einde van de zeventiende eeuw reeds een Predikant geweest zijn bij de Lutherse Gemeente alhier, die in een houten loods predikte. Hij is namelijk de mening toegedaan, dat er toen nog geen Lutherse Gemeente bestond op dit eiland en dat deze pas gesticht is in 1757 bij de komst van Dominé Muller. Pater Euwens bewees echter in het Historisch Tijdschrift van 1930, blz. 332 en volgende, dat Hering en Houttuyn gelijk hadden. In Frebruari 1685 schreef namelijk Ds. Nicolaas Verkuyl op Curaçao aan de Vergadering van Tienen van de W.I. Comp, dat: ‘met de comste van seeckere Luytersche predikant tusschen die van de Gereformeerde religie en de Luytersche gemeente aldaar waeren ontstaan verscheiden twisten ende oneenigheden’ enz. Hetgeen vrij duidelijk bewijst, dat er dus een Lutherse Gemeente bestond vóór 1700.
Ds. Muller van 1757 was de Weleerwaarde Heer Johan George Muller, die toen sedert drie jaar predikant was te Leeuwarden. Hij voelde er eerst niet veel voor om het vaderland te verlaten en pas bij het derde zeer dringende verzoek, stemde hij toe.
De negende van hooimaand des jaars 1757 nam hij openlijk van zijn Gemeente afscheid. De kerkeraad van Leeuwarden voorzag hem van een allerdeftigst getuig-