Lux. Jaargang 2(1944)– [tijdschrift] Lux– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Voor mijn kind. Achter die heldere wolken, waar de zon zal slapen gaan, Dáár, waar het zoo gloeit en glinstert, daar zal haar troon wel staan; En haar kleed van zilverspinsel, haar mantel, violenblauw, Haar kroon van lichtende sterren, haar snoer van juweelendauw.... Zie je ze niet in de verte?.... Haar haren zijn vloeibaar goud En zij lacht op haar kleine Kindje, dat zij in haar armen houdt. Zij is veel zachter en zoeter, dan onze bloemen in Mei, En haar Hemelsch Huis veel schooner, dan al wat schoon is en blij. Engelen staan om haar zetel, engelen, blond en bruin, Teerrood en blank van gewaden, lijk bloesems in onzen tuin, Stil met de handen gevouwen, houden zij de oogen gericht Ademloos blij op de Vrouwe, omwiekt door het zonnelicht! ............................................. En toch, zeg maar je gebedje, vóór dat je zal slapen gaan, Dan buigt zich de Lieve Vrouwe, en ziet je vriend'lijk aan, En al de glinstrende Englen, zien luisterend, stille en recht Naar 't kindje op bloote voetjes, dat ‘Ave Maria’ zegt. Albertine Steenhoff- Smulders. Vorige Volgende