Lux. Jaargang 2
(1944)– [tijdschrift] Lux– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||
[Lux 1944, nummer 3] | |||||||
De Vredeswerkzaamheid der laatste PausenOns artikel ‘VREDE DOOR RECHT’ in ons vorige nummer van LUX, sloten wij met de belofte, terug te komen op de vredesarbeid der laatste Pausen, die het meest klaar en duidelijk aan de wereld hebben verkondigd, welke vrede alleen blijvend en duurzaam zijn kan. Wegens de grootheid der stof kunnen wij uit de geschiedenis der laatste 50 jaren, slechts enkele grepen doen.
In 1879 zeide Leo XIII in een toespraak tot de Kardinalen: ‘Alleen Jezus Christus kan een ware en volmaakte vrede verlenen d.i. een vrede, die steunt op orde, waarheid en gerechtigheid als op zijn fundament. Daarom moet ook de Kerk, die Christus aanstelde als leerares der waarheid en als beschermster der gerechtigheid, de vruchtbaarste en zekerste bron van de vrede zijn.’ Tien jaar later uitte hij zich in een allocutie aldus: ‘Niets is dringender, niets is noodzakelijker dan de oorlog tegen te gaan, en ieder streven moet aangezien worden als een loffelijke poging overeenkomstig de Christelijke levensbeschouwing en het algemeen belang.’ En dan wijst hij er tevens op, dat ‘de grote legers en de voortdurende uitbreiding der krijgstoerustingen onmogelijk de vrede kunnen waarborgen, doch dat zij veeleer de vrede in gevaar brengen.’ In 1894 werd deze waarschuwing nog eens herhaald. Toen de Russische Gezant bij het Vaticaan Tscharykoff, in 1898 aan Paus Leo XIII verzocht de vredesplannen van Nicolaas II te ondersteunen schreef de staatssecretaris Rampolla het volgende; ‘De Paus houdt er aan vast, dat de vrede niet bestaan kan, wanneer hij niet steunt op de basis van het christelijke publieke recht. Om het wederzijdse wantrouwen en de oorlogstoerustingen te doen verdwijnen, en de volken ertoe te brengen elkander als broeders te beschouwen, is het noodzakelijk, dat de christelijke rechtvaardigheid | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
tot volle gelding kome over de wereld. Men heeft de betrekkingen tussen de volken willen regelen door een nieuw recht, dat steunde op het utiliteitsprinciep, op het heersen van geweld, op de eenmaal voldongen feiten en op andere stellingen, welke een verloochening inhouden van de eeuwige en onveranderlijke wetten van de rechtvaardigheid. Dat is de hoofdoorzaak, waarom Europa in zulk een deerniswaardige toestand gekomen is. De H. Stoel heeft nooit opgehouden tegen zulk een onzalig systeem zijne stem te verheffen. De Paus laat ook thans niet na, om in den geest der volken de christelijke idee van rechtvaardigheid en liefde te doen doordringen.’ Hoe bij de eerste vredesconferentie de Paus behandeld werd, hebben we reeds in het vorig artikel beschreven. In 1911 richtte Pius X een schrijven tot de Apostolische Delegaat in de Ver. Staten van N.A., waarin hij de pogingen om de oorlog te voorkomen prijst en waarin hij evenals zijn voorganger wees op het groot gevaar, dat gelegen is in de grote legers en in de enorme krijgstoerustingen. | |||||||
‘De Paus van de Vrede.’Toen Benedictus XV aan de regering kwam, was de eerste wereldoorlog reeds uitgebroken. Zijn werken voor de vrede en vooral zijn practische voorstellen, waarnaar helaas niet geluisterd is, werden in September 1924 door de voorzitter van de Volkenbond hogelijk geprezen en gaven hem zelfs een standbeeld in het Turkse Constantinopel, met als opschrift. ‘De Paus van de Vrede.’ Zodra hij aan de regering kwam, richtte hij een oproep tot alle katholieken der wereld (Ubi primum; 8 Sept. 1914) en tot de regeringen der oorlogvoerende landen om hen tot het sluiten van de vrede te bewegen. Hetzelfde deed hij in zijn eerste encycliek (Ad beatissimi Apostolorum Principis; 1 Nov. 1914). Als plaatsvervanger van den ‘Princeps Pacis’ den Vredevorst, was dit zijn voornaamste taak. Een ware, echte vrede lag volgens hem, natuurlijk gegrond in de gerechtigheid en de naastenliefde. Hij was er van overtuigd, dat in de grond der zaak, vrede was, zoals St. Augustinus het gezegd had; ‘de rust der orde’. De zaken zijn in orde, wanneer iedere zaak zijn eigen plaats heeft. En het behoort tot de zedelijke deugd van rechtvaardigheid, om de beletselen, welke een goede orde in de weg staan, op te ruimen; de goddelijke deugd echter der liefde, moet die vereniging van harten en zielen bewerken, welke het wezen uitmaakt van de juiste orde onder de mensen. Maar daar was nog een derde factor nodig; dat was de theologische wijsheid. Het is de wijze man, die de concrete plannen maakt voor de vrede en de orde. Terwijl de Paus wachtte op het geschiktste ogenblik, om met deze plannen voor den dag te komen, zat hij niet stil. Op honderde manieren werkte hij aan de verlichting der ellenden van de eerste wereldoorlog. De uitwisseling van invaliede krijgsgevangenen, het onderbrengen van zieken en gewonden, het vaststellen van den Zondag als rustdag voor de gevangenen, de hulp aan kinderen in de bezette gebieden; het zijn slechts enkele punten, waarin zijn geest van Christelijke welwillendheid zich uitte. Op 1 Augustus 1917 deed Benedictus zijn oproep aan de oorlogvoerende machten, waarin hij in overweging gaf, om een definitief einde te maken aan het conflict. Dit schrijven is beroemd geworden als | |||||||
De Vredesnota van Paus Benedictus XV.Hierin heeft de grote vredespaus Benedictus met vaste hand, in enkele eenvoudige | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
trekken de beginselen omlijnd, welke voor een rechtvaardige vrede nodig zijn. Het algemeen princiep te vinden was niet zo moeilijk; dat was al zo lang verkondigd door vroegere Pausen en anderen. Maar de toepassing te formuleren, die voor allen aannemelijk en practisch uitvoerbaar was dat was voorbehouden aan Benedictus XV, die een liefdevolle vader en tevens een ervaren staatsman was uit de onovertroffen leerschool der Pauselijke diplomatie. Hier toonde Benedictus vooral dat zijn leidsterren waren - gerechtigheid - naastenliefde en wijsheid. Welke waren deze voorstellen? Als grondbeginsel stelt Benedictus XV, dat in plaats van het physieke wapengeweld, moet komen de zedelijke macht van het recht.
En tot bereiking van dit doel wijst hij drie middelen aan;
Men ziet, de Paus dringt niet aan op volstrekte afschaffing van de legers maar alleen op vermindering van de bewapening; voor de inwendige orde van een staat blijft hij een leger nodig achten. Evenmin wil hij vermindering van bewapening voor een of ander land afzonderlijk; zijn program is, een gelijktijdige wederzijdse vermindering van bewapening, volgens afspraak van allen, ‘un accord de tous.’ Waarlijk een groots program, waarvan de basis is het recht, volgens de oude stelregel ‘Justitia fundamentum regnorum’, en waarvan de voornaamste middelen zijn, arbitrage en vermindering van bewapening. Dit program wordt nog duidelijker, wanneer wij daarbij vergelijken de brief, dien de Kardinaal Staatssecretaris Gasparri nog in hetzelfde jaar schreef aan Mgr. Chesnelong, aartsbisschop van Sens en waarin de twee genoemde punten nader worden omschreven en uitgewerkt. Vooreerst de weg tot vermindering van bewapening. Men had nl. beweerd dat dit middel niet te verwezenlijken was. In genoemd schrijven echter verklaart Gasparri, dat de Paus in zijn nota van 1 Aug. uit eerbied voor de hoofden der oorlogvoerende volken, dien weg nog niet had willen aangeven, doch dat volgens de mening van de H. Stoel, het enig practische systeem gelegen is in de afschaffing van de dienstplicht door een overeenkomst tussen de beschaafde naties; m.a.w. internationaal moet een accoord worden getroffen om voortaan de legers uit vrijwilligers te doen bestaan, evenals in de hele geschiedenis der wereld het geval is geweest tot aan 1814, in welk jaar voor het eerst de dienstplicht werd ingevoerd. Ten tweede wordt nader aangeduid, waarin de sanctie zou moeten bestaan tegen een staat, die zich niet bij de beslissingen van het internationale arbitragehof zou willen neerleggen of zijn geschillen daaraan niet zou willen onderwerpen. Tegen zulk een staat zou volgens hetzelfde schrijven een economische boycot moeten worden toegepast door alle aangesloten volken. Wat de uitvoering van dit program betreft, moeten we nog speciaal de aandacht | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
vestigen op twee punten waarop de Paus wijst; 1. Dit alles moet worden tot stand gebracht door gemeenschappelijk overleg van allen, Bij elk der drie bovengenoemde punten wordt dit afzonderlijk herhaald, en natuurlijk. Zonder dit is elke poging tot schepping eener internationale rechtsorde de zuiverste utopie; niemand die het beter wist dan de ervaren staatsman Benedictus XV. 2. De drie punten vormen een onverbrekelijk geheel; de bewapening wordt verminderd, als de rechtszekerheid door scheidsgerecht en sancties is tot stand gebracht; of omgekeerd. Het ene dient in de plaats te worden gesteld van het andere. En ook dit weer natuurlijk. Zou een staat zich weerloos maken, vóór de internationale rechtsorde door scheidsgerecht en sancties was verzekerd, dan zou hij afzien van zijn recht op zelfverdediging, door de natuur hem toegekend, zonder dat het andere, betere en hogere middel reeds aanwezig was. En toch gaat alleen hierdoor zijn recht, om in bepaalde gevallen eigen rechter te mogen zijn, verloren. Men kan er zeker van zijn dat de overgrote meerderheid der staten voor zulk een weerloosheid en rechtsonzekerheid niet te vinden is; (als men dat misschien niet mooi vindt, laat men zich dan aan de werkelijkheid houden.) noch ook dat Benedictus XV dit van welke natie ook verwachtte of verlangde. Ziehier de eigen woorden van zijn programma, waarin de zinsneden, die op het gemeenschappelijk overleg slaan, worden gecursiveerd. ‘Het fundamentele punt moet zijn, dat aan de stoffelijke macht der wapenen in de plaats gesteld worde de morele macht van het recht. Vandaar; een rechtvaardige overeenkomst van allen omtrent de gelijktijdige en wederzijdse vermindering van bewapening, volgens regels en waarborgen vast te stellen naar de mate, die nodig is en voldoende om de openbare orde in de afzonderlijke staten te waarborgen. Ziedaar het Pauselijk programma en aangezien dit programma steunt zuiver op de natuurwet is dit voor ieder weldenkend mens de vredesleer; Vermindering van bewapening, scheidsgerecht, sancties. De beide laatste moeten de bewapening vervangen. Dit kan alleen geschieden bij gemeen overleg. Korter kan het al niet. Maar wordt dit uitgevoerd dan is de wereld ook verlost van de verpletterende legerlasten en van het steeds dreigende oorlogsgevaar. Dan is oorlog altijd een misdaad, althans van de kant van de staat, die zich niet houdt aan hetgeen bij overeenkomst is vastgesteld; een misdaad die door de gezamelijke beschaafde wereld zal worden bestreden en gestraft. | |||||||
De mislukking van het plan.Hoe werden deze voorstellen ontvangen? Op een zeer domme manier; misschien zouden we nog wel mogen zeggen; stom. Maar met een stommiteit, die voor een groot gedeelte zijn wortels had in kwade wil. Op de eerste plaats was het een vertrouwelijke boodschap aan de hoofden van de oorlogvoerende landen. Toch verschenen ze al heel spoedig in de publieke pers van verschillende mogendheden. En in de geallieerde landen werd de Paus openlijk becritiseerd als te zijn pro- | |||||||
[pagina 101]
| |||||||
Duits; in de centrale pers daarentegen als pro-geallieerd. President Wilson drukte aanvankelijk zijn volkomen afkeer uit, om besprekingen te voeren met de mensen, die toen in Duitsland regeerden. Op 30 Aug. 1917 betuigde hij echter wel zijn adhaesie aan de voorstellen. Het had de schijn, dat Duitsland nog het meest sympathiek stond tegenover het Pauselijk plan. Het antwoordde aan den Paus, dat de keizerlijke regering niet gedraald had de voorstellen aan een ernstig en gewetensvol onderzoek te onderwerpen; het verklaarde verder, hoe er overeenstemming was tussen de verlangens van Zijne Heiligheid en de vredesresolutie van den Rijksdag van 19 Juli, om geschikte grondslagen te vinden voor een rechtvaardige en blijvende vrede. We schreven: ‘het had de schijn’; want de werkelijke geschiedenis is anders. Het is de geschiedenis, waarom het plan van Benedictus faalde. De oorzaak hiervan lag bij een man in Duitsland, een kleingeestige fanaticus. Die man was Georg Michaelis, die von Bethmann-Hollweg opvolgde als rijkskanselier op 13 Juli 1917. De geschiedenis is in het kort deze: De Engelse regering had het Vaticaan ingelicht, dat zij bereid was met Duitsland vredesonderhandelingen aan te knopen, wanneer dit laatste land zich definitief wilde uitspreken om België te verlaten en aan dit land zijn onafhankelijkheid terug te geven Laat Duitsland dit doen, en laat het opgeven welke maatregelen het wil nemen om een nieuwe oorlog te voorkomen; dan zal Engeland onderhandelen. Aan den Rijkskanselier werden door het Vaticaan deze inlichtingen doorgestuurd. De door Engeland gestelde voorwaarden voor onderhandelen, zouden door Duitsland zeer gemakkelijk te vervullen zijn geweest. Op 19 Juli had de Rijksdag de befaamde vredesresolutie aangenomen, welke vaststelde, dat Duitsland geen annexaties wenste en aan geen enkele staat belemmeringen wilde stellen op politiek, economisch of financieel gebied. Ongelukkig werd de volledige tekst van deze resolutie toen niet gepubliceerd. Maar Kanselier Michaelis had de leiders van den Rijksdag ingelicht, dat hij de resolutie goedkeurde. De kanselier behoefde slechts door middel van de Pauselijke diplomaten Engeland in te lichten, dat de Britse voorstellen geheel binnen het kader vielen van de wensen van den Rijksdag. Maar hij deed niets van dat alles. Hij bedroog de leiders van de Rijksdag. Hij bedroog de Kroonraad, samengesteld uit den keizer, den kroonprins, Hindenburg en 9 andere vooraanstaande persoonlijkheden uit regering en leger. Geen van deze personen behalve Michaelis en von Kuhlmann, zijn secretaris, wisten iets van de Engelse nota aan het Vaticaan en Michaelis bewaarde zijn geheim. Zijn politiek was om het op de lange baan te schuiven en de zaak te laten uitsterven. Op 22 Augustus had hij geschreven aan Graaf von Wedel, de Duitse gezant te Weenen: ‘Naar mijn mening moet ons streven zijn, het odium van een mogelijke mislukking van s' Pausen bemiddeling op onze vijanden te schuiven en hen laten zien, dat zij op de verkeerde...... Daarom is het miijn bedoeling in deze zaak ziemlich dilatorisch voort te gaan, totdat een meer klare kennis van de gevoelens (van onze vijanden) het voor ons mogelijk maakt een geschikte houding aan te nemen.’ Het resultaat van de zaak was, dat Michaelis heel handig beraamde om een nota te sturen aan het Vaticaan, vol met onbeduidendheden, maar waarin een volkomen stilzwijgen werd bewaard over het vitale vraagstuk betreffende België. | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
Het Pauselijk vredesplan, viel daarmede in mekaar. Hoe kon een man zulk een dubbelzinnige houding aannemen? De geheimen van het menselijk hart zijn moeilijk te lezen. Wel weten we dat Michaelis behoorde tot een fel anti-katholieke secte. We weten dat hij deze secte met heel zijn ziel aanhing, en wij weten dat hij onder druk stond van verschillende vooraanstaande leden, om een Pauselijke vrede te voorkomen, welke volgens verklaring dezer leden ‘etwas ganz Entsetzliches’ zijn zou. Gewichtige momenten in de wereldgeschiedenis hangen dikwijls af van kleine dingen. Wanneer natuurlijk de leiders - al de leiders - van de oorlogvoerende machten hun interesse getoond hadden voor deze zaak, zou Michaelis alleen niet dit kleine drama van te niet doen, kunnen hebben gespeeld, Maar in hun geheel bleven ook zij werkeloos. Benedictus stelde niet teleur, maar hij werd wel door kleine harten en geesten teleurgesteld. De Kerk had haar best gedaan; de wereld het tegenovergestelde. Doch de beginselen, welke leven gekregen hadden in het historisch document van Benedictus hadden hun glans niet verloren. Deze beginselen zijn van eeuwige waarde. En wanneer er ooit een echte vrede komen zal, dan zal deze moeten worden opgebouwd in het raam van de beginselen toen door hem vastgesteld. In een rede te Budapest op 2 Oct. 1917 verklaarde Czernin, de Oostenrijkse Hongaarse Ministerpresident zich homogeen met de Pauselijke denkbeelden. Maar dergelijke uitingen waren stemmen in de woestijn; en de droeve gevolgen hebben we gezien in de treurige vrede van Versailles in 1919. Op de vergadering van de Volkenbond te Geneve in Sept. 1924 werd nog wel een oproep gedaan tot de beschaafde volken van de gehele wereld, om in het jaar 1925 bijeen te komen op een internationale conferentie, ten einde over internationale vermindering van bewapening te beraadslagen, maar de volken, althans hun leiders waren schijnbaar al niet ‘beschaafd’ genoeg meer, om op ordelijke wijze de zaken in deze wereld te regelen.
Pius XI de opvolger van Benedictus XV zag, getuigen zijn talrijke uitspraken, heel goed het gevaar van oorlog wat steeds dreigende bleef en met de dag nader kwam. Maar ook naar zijn waarschuwende stem werd niet geluisterd. Van een andere kant verschenen er plannen voor een ‘Nieuwe wereldorde’ in zulk een getale, dat ze voor de hersenen der grote meerderheid eenvoudig niet meer te verwerken zijn. Toch worden ze telkens met grote recensies begroet, wel een bewijs hoezeer de wereld snakt naar vrede en naar een goede vrede. Want ieder plan begint met te zeggen, dat wanneer het laatste kanonschot of de laatste bom gevallen is, en de inkt droog is van het wapenstilstandsverdrag, automatisch niet de vrede voor den dag zal komen. De oorlog zal blijven voortduren in zijn economische, sociale, politieke en morele gevolgen. De strijd voor de vrede zal dan eerst beginnen. Doch het soort vrede wat we zullen krijgen is van even groot belang als het winnen van den oorlog. Een vrede gebaseerd op vrees, haat, verovering en machtsevenwicht, is niet waard dat men er een woord voor opoffert en allerminst, dat men er voor sterft. Een vrede uitsluitend gebaseerd op materiële beginselen, herziening van territoriale grenzen om te voldoen aan nationalistische heerszucht, zal niet meer zijn dan een wapenstilstand. En toch al die vredesplannen komen niet verder dan de | |||||||
[pagina 103]
| |||||||
schepping van een wereld's Walhalla, waarin de mens zal moeten leven van brood alleen. Van alle ontwerpen voor een wereldvrede, is het vredesplan der Pausen het enige dat de grondoorzaak begrijpt van de ziekte, waaraan de wereld lijdt en waarvan ze verlangt genezen te worden. Sinds de dagen van de hervorming is het Christendom in stukken gescheurd door een geest van overdreven nationalisme. In de 19e eeuw predikte het Materialisme, aangehitst door een misbruiken van de evolutietheorie, de leer van het geweld: the survival of the fittest en de verheerlijking van de naties. Gelijk Pius XII zeide in zijn ‘SUMMI PONTIFICATUS’; de eerste van deze verderfelijke dwalingen, thans zo wijdverspreid, is, dat men vergeet de wet der menselijke solidariteit en naastenliefde, welke ons is opgelegd door onze gemeenschappelijke afstamming, én door de gelijkheid van de verstandelijke natuur in alle mensen, tot welk volk ze ook behoren, én door het offer wat J.C. op het altaar van Calvarië aan den hemelsen Vader heeft opgedragen tot verlossing van het zondige mensdom.’ Wanneer Pius XI geen ander vredesprogram had gebracht, zouden deze woorden alleen al voldoende zijn geweest. De grote fout van de laatste vredesmakers was, dat ze zich druk maakten over grenzen, over een politiek evenwicht, met de bedoeling om de overwonnenen in toom te houden; maar de geest van het Christendom ontbrak geheel in de overeenkomsten. Vrees, haat, en zucht tot expansie stonden ervoor in de plaats. De nieuwe wereldorde moet vóór alles gebaseerd zijn op het Christelijk beginsel van naastenliefde. Het vredesprobleem is veel meer een ethisch, dan een politiek, sociaal of economisch vraagstuk. Een nieuwe orde, gefundeerd op de zedewet is een eerste vereiste voor elk vredesprogram. Niet zozeer verdraagzaamheid op godsdienstig gebied, alswel een terugkeer tot de godsdienst is noodzakelijk; anders wordt het nieuwe internationale gebouw van stenen opgebouwd zonder kalk. De tegenwoordige Paus is nog verder gegaan dan het enkel vaststellen van de grondbeginselen, om duidelijk aan te tonen, wat soort van vrede de wereld nodig heeft. In zijn kerstboodschap van 1939 stelt hij de rechten vast der naties, in het bijzonder de kleine. Op de eerste plaats, zo zeide Hij, is een fundamentele eis voor een eerzame rechtvaardige vrede het levensrecht en de vrijheid van alle landen, groot of klein, sterk of zwak. De wil om te leven in het ene land mag nimmer het vonnis van een ander land of volk zijn. Waar ter wereld de gelijkheid dezer rechten is vernietigd, beschadigd of zelf maar in gevaar is, daar vereist de juridische orde herstel, niet door middel van het zwaard der zelfzucht, maar op een basis van het recht. Nogmaals verklaarde de H. Vader in zijn kerstboodschap van 1941; het is onvermijdelijk, dat machtige staten vanwege hun grote invloed, een leidende rol spelen in de formering van economische groepen, waaronder niet alleen zij zelf vallen, maar ook kleinere en zwakkere staten. Maar niettemin blijft het vaststaan, dat in het belang van het algemeen, zij even goed als alle anderen de rechten van deze kleine staten eerbiedigen op het gebied van politieke vrijheid, economische ontwikkeling en gelijke bescherming in het geval van conflicten tussen de volken, en op het gebied van neutraliteit, waarop zij recht hebben, ingevolge de natuurlijke, zowel als de internationale wetten. Langs deze weg en alleen langs deze weg, zullen zij in staat zijn het hun toekomende deel te erlangen van het algemeen | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
welzijn en zich de materiële en geestelijke welvaart kunnen verzekeren, welke ze nodig hebben. Op de tweede plaats is nodig een bevrijding van de last der bewapening, om vrede en orde te kunnen voortbrengen. Eventuele ontwapening, en niet in zich opnemen een rechtvaardige overeenkomst van allen, omtrent gelijktijdige en wederzijdse vermindering van bewapening, zullen vroeg of laat hun nietswaardigheid en gebrek aan vitaliteit duidelijk laten blijken.’ Het Pauselijke plan begreep echter, dat vrede zonder een soort internationale instelling, voor het vermijden van willekeurige en eenzijdige overtredingen en verklaringen, niet duurzam zijn kan. Op den vooravond van Kertsmis 1939 vroeg de Paus dan ook aan de wereld om lering te trekken uit de in het verleden gemaakte fouten, betreffende de internationale instellingen te trachten deze te verbeteren, door het oprichten van ‘juridische instellingen’ welke zorgen voor de eerlijke en trouwe nakoming van de vredesbepalingen en zo nodig, deze bepalingen zouden kunnen reviseren en verbeteren. Weer op den vooravond van Kerstmis 1941 drong de H. Vader er op aan, ‘dat met het oog op een herstel van het onderling vertrouwen, bepaalde instellingen moeten worden opgericht, waarvoor een ieder eerbied heeft en welke zich zullen wijden aan het meest eervolle werk nl. het garanderen van de trouwe naleving der verdragen en die volgens beginselen van recht en gelijkheid, zo nodig, de noodzakelijke verbeteringen in die verdragen zullen kunnen aanbrengen.’ De plicht van iedere natie, om verantwoordelijk te zijn voor zulk een internationaal apparaat ligt voor de hand. Iedere vrede, welke haar grondslag heeft in de wetten der rechtvaardigheid en naastenliefde, zal natuurlijk voorzieningen moeten treffen voor de juiste rechten der minderheden. ‘Binnen de grenzen van een nieuwe orde, gegrondvest op de zedenwet en morele beginselen, zal er geen plaats zijn voor openlijke en geheime onderdrukking van culturele of taalkundige eigenaardigheden van natiionale minderheden; ook zullen haar economische hulpmiddelen niet beknopt of verminderd mogen en haar nationale vruchtbaarheid zal aan geen perken of vernietigingen mogen worden blootgesteld. Hoe meer de regering van een staat de rechten der minderheden beschermt met des te meer recht en vertrouwen, kan zij van de onderdanen oprechte gehoorzaamheid vragen voor de plichten, welke ieder burger volbrengen moet.’ Geplaatst in hun juiste verhouding tot de ethische beginselen, worden de sociale en economische beschouwingen van groot belang in het Pauselijk plan. De Paus sprak erover in zijn kerstboodschap van 1941. ‘Binnen de grenzen van een nieuwe orde, gegrondvest op de zedenwet en op morele beginselen, is er geen plaats voor het koude en berekende egoïsme, dat er toe neigt, om economische middelen en materialen, welke voor allen bestemd zijn, op te hopen in zulk een mate, dat natiën, welke door de natuur minder rijk bedeeld zijn, er geen toegang toe hebben. Dit verzoek om een vrije handel heeft tot doel het opruimen van het imperialistisch streven van ‘hebbende’ en ‘niet-hebbende’ naties. Evenals bij de ontwapening vraagt Pius XII een geleidelijke actie om de oorzaken van oneenigheid weg te nemen. Op het Feest van Pinksteren 1 Juni 1941 hield de Paus een rede, welke geheel gewijd was aan de sociale kwestie in de nieuwe orde. Hier werden de beginselen van RERUM NOVARUM en QUADRAGESIMO ANNO nog weer eens herhaald en bevestigd. Een juiste verdeling der goederen | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
en het recht van de arbeid te organiseren, werden als belangrijke onderdelen aangewezen voor de toekomstige vrede. Eenzelfde thema behandelde de Paus in zijn rede op 1 Sept. ll. bij de vijfde verjaardag van den oorlog. ‘De familie is heilig’ was een deel van 's Pausen waarschuwing aan de volken bij gelegenheid van zijn zilveren bisschops-jubilee op 13 Mei 1942. Het eigen gebruik van het privaat bezit voor het behoud van het familieleven werd als een wezenlijk punt voor elke toekomstige vrede aangewezen. Een behoorlijke regeling voor emigratie werd gevraagd in de vraag naar ‘een betere verdeling der mensen over de oppervlakte der aarde en het vormen van kolonies van landarbeiders; deze oppervlakte welke God geschapen en bereid heeft voor het gebruik van allen.’ Toen in 1940 de V-campagne over de wereld ging, kondigde de Paus 5 V-punten af, waarin de victorie over haat, wantrouwen, machtswellust, ongelijkheid en zelfzucht werd bepleit als noodzakelijk voor de grote Victorie, die komen moet. Zij luiden; 1. Overwinning over de Haat. De overwinning over de haat, welke de landen en volken verdeelt, en de vernietiging van systemen en handelingen, welke deze haat voeden, is nodig voor de vrede. 2. Overwinning over Wantrouwen. Het wantrouwen paralyseert alle internationale rechtsnaleving en verhindert het eerlijke wederzijdse vertrouwen. Overwinning over dit wantrouwen en terugkeer tot de principes van onderling vertrouwen, zullen eveneens nodig blijken voor de vestiging van de vrede. Grondslag der rechtvaardigheid is trouw, betrouwbaarheid en de waarheid van het gegeven woord. 3. Overwinning over Macht. De utilitaristische opvatting, dat macht recht is, moet absoluut overwonnen worden. Macht kan nimmer recht scheppen. Dit wanbeginsel is gedoemd om alle internationale betrekkingen te verkrachten en kan nimmer aanvaard worden door kleine natiën. 4. Overwinning over Ongelijkheid. Ook de machtsconflicten, welke ontstaan uit het verbroken evenwicht van de wereldeconomie, moeten overwonnen worden, alvorens men aan vrede kan denken. Een nieuwe economische ordening moet langzamerhand worden ontwikkeld en deze moet alle natiën de middelen verschaffen om voor al haar inwoners een gepaste levensstandaard te vestigen. 5. Overwinning over het Egoïsme. Het egoïsme vertrouwt op eigen macht, besmeurt de eer en de vrijmachtigheid der natiën, even goed als de gezonde, rechtvaardige en welgeordende vrijheid der individuën. Deze ik-zucht moet vervangen worden door een Christelijke solidariteit van een wettelijk en economisch karakter, en door een broederlijke samenwerking der natiën. Pius XII moge bij zijn verschillende Kerstboodschappen meer in details getreden zijn, in den grond der zaak is zijn program, weer hetzelfde als dat van Benedictus XV.
In Augustus 1941 verscheen er ook een vredesprogram van Churchill en Roosevelt in het ATLANTIC CHARTER, waarmede we deze studie willen sluiten. Dit Charter werd op 1 Jan. 1942 ook aangenomen door 24 andere leden van de Geallieerde landen. In diezelfde maand schreef John Foster Dulles een der kopstukken in de huidige Amerikaanse vredespolitiek, in FORTUNE; ‘Het charter weerlegt de stelling, dat sommige mensen, vanwege nationaliteit, ras en stand, of omdat ze overwinnaars zijn, een bevoorrechte positie genieten, terwijl anderen - de zwakken en overwonnenen - veroordeeld zijn te leven in zorgen, ellende en gebrek. Hier komt duidelijk uit de ethica | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
der grote godsdiensten. Een politiek van sociale of klasse-overheersing gaat immer hand aan hand met godsdienstvervolging. Waar echter van de andere kant de godsdienst een, sterke invloed heeft, overwint het begrip van broederschap onder de mensen. We mogen dankbaar zijn, dat onze leiders ons in het Atlantic Charter een document gegeven hebben, dat werkelijk ethisch is in opzet en doel, en dat bijgevolg geen conflict in zich besluit tussen onze godsdienstige en burgerlijke opvattingen.’ Bij dit charter valt op te merken, dat voor een groot deelGa naar voetnoot*) de beginselen door de de Paus aangegeven, door de Britse en Amerikaanse staatslieden waren overgenomen. De Paus had in zijn Kerstboodschap gezegd, dat alle naties, groot of klein, recht hebben op leven en vrijheid en dat de behoeften en rechtvaardige eisen van naties volken en minderheden moeten worden erkend. Het Atlantic Charter zeide, dat noch Engeland noch de Ver. Staten uitbreiding zoeken, noch territoriale noch andere; zij wensen geen territoriale verandering, welke tegen de uitgesproken wensen zijn der betrokken volken; zij eerbiedigen het recht der volken in de keuze van hun bestuursvorm, waaronder zij willen leven; zij wensen de souvereine rechten en zelfbestuur hersteld te zien, bij hen, die op gewelddadige wijze ervan zijn beroofd; zij wensen dat alle staten, groot of klein, overwinnaar of overwonnene op gelijke wijze zich kunnen verzekeren van de arbeid en de grondstoffen welke de wereld oplevert. In het 8ste en laatste punt toont het Charter, dat het volkomen eens is, met het 2de punt van 's Pausen vredesprogram, ‘dat de volken bevrijd moeten worden van de slavernij der bewapeningsindustrie en van het gevaar, dat de materieele macht het recht gaat aanranden, in plaats van het te verdedigen.’ In het Charter zeggen de ondertekenaars dat zij geloven, dat alle volkeren der wereld, zowel om materieele als om geestelijke redenen, moeten komen tot het verlaten van het gebruik van geweld; omdat er geen komende vrede kan gehandhaafd worden, wanneer land-, zee-, of luchtstrijdkrachten gebruikt blijven worden door volken welke met agressie dreigen...... zij geloven, dat hangende de vaststelling van een goed en blijvend systeem van algemene veiligheid, de ontwapening van zulke naties een essentieele voorwaarde is. Zij willen eveneens helpen met alle praktische middelen, de vredelievende volken, in de verschrikkelijke last der bewapening te verlichten. Er is overeenstemming in vier van de vijf punten, welke door Z.H. de Paus zijn opgesteld, zoals duidelijk is na te gaan. Maar wat dan met het vijfde punt? Overeenkomsten, zegt de Paus, zijn gedoemd tot mislukking, wanneer regeerders en volken niet den geest hebben van goede wil en wanneer zij niet de menselijke wetten in overeenstemming brengen met de heilige en onschendbare wetten van God. | |||||||
Zijn de huidige staatslieden het hierin met de Paus eens?Van Amerikaanse zijde wordt aangehaald de jaarlijkse boodschap van President Roosevelt aan het congres op 6 Jan. 1941, waarin hij de vier vrijheden opnoemde en daarbij zeide; ‘To the new order (Hitler's) we oppose the greater conception - the MORAL ORDER.’ Maar wat voor Churchill? De aartsbisschop van Birmingham Mgr. Thomas Leighton Williams, antwoordde | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
daarop indertijd; ‘Ik wil hier neerschrijven, wat Addison nu 130 jaren geleden van ons zeide; ‘Wij Engelsen voelen een bijzondere bedeesdheid in alles wat godsdienst betreft. Onze staatslieden spreken niet licht en gemakkelijk over God; het is misschien dat wij hun motieven verdacht zouden vinden. als zij zo deden; en ik geloof dat dit waar is van het Engels-sprekende volk overal. Maar dit ‘betekent nog niet noodzakelijk, dat wij niet geloven in God.’ Wanneer de Staatslieden, zo gaat de bisschop voort, aan het eind van de oorlog tesamen komen, om de vredesvoorwaarden te bespreken, dan is het enige dat wij hen willen vragen, dit: Zullen zij willen denken aan s'mensen eindbestemming en zijn doel in dit leven? Het is onmogelijk, dat de mens God in dit leven verlaat en toch mag verwachten vreedzaam door het leven te gaan. Laten wij zorgen, dat God vertegenwoordigd is op de vredesconferentie, wanneer wij willen, dat er een werkelijke vrede gemaakt zal worden.’ Tot zover Bisschop Williams, wiens verklaring van ‘Engelse bedeesdheid’ ons maar heel matigjes kan bevallen. Geheel eens echter zijn we het met de ‘vertegenwoordiging van God’ op de vredesconferentie en deze vertegenwoordiging zou inderdaad kunnen plaats hebben, door aanwezigheid van de Paus van Rome aldaar. Mogen we geloven, wat we indertijd lazen in TIME, dan zouden Churchill en Roosevelt in Teheran een dergelijk voornemen hebben geuit. En toen zij dit voorstel aan Stalin voorlegden, zou deze geantwoord hebben; ‘En over hoeveel divisies beschikt de Paus?’ Wanneer dit laatste antwoord van invloed zijn zal op de komende vredesconferentie, dan zal van die conferentie onze verwachting niet groter zijn, dan wat we ondervonden hebben van de vorige conferenties, (1899 en 1918) waarbij de Paus (voornamelijk door toedoen van Italië) eveneens uitgesloten is geweest, en welke conferenties allerminst in staat waren de wereld voor de ellende van een oorlog te bewaren. Wij willen hier sluiten met een getuigenis uit het laatste boek van Sumner Wells’ The Time for decision’. In 1940, zo schrijft hij,...... werd ik ontvangen door Paus Pius XII ten Vaticane. Daarna had ik gelegenheid met (wijlen) Kardinaal Maglione, Pauselijk Staatssecretaris te spreken. De nauwkeurige en preciese kennis van de Heilige Stoel omtrent toestanden waar ter wereld ook, maar vooral van Europa, is spreekwoordelijk. Wat misschien minder algemeen erkend wordt, is de hoedanigheid van staatsmanschap, dat zich vooral de laatste jaren heeft onderscheiden in de politiek des Vaticaans. Pius XII bezit deze kunde in hoge mate. Ik trof Hem diep bedroefd om de toekomst, welke Hij zo onvermijdelijk zag naderkomen, en diep was hij bedroefd door de barbaarse onmenselijkheid in vele streken ter wereld. Vanzelfsprekend kan ik geen aanwijzingen geven omtrent de aard onzer besprekingen of omtrent de zienswijzen welke hierbij aan mij werden medegedeeld. Ik kan evenwel getuigen, dat ik het Vaticaan verliet met de overtuiging dat een van de opbouwende factoren, welke voor de wedergeboorte van de mensheid werken, de huidige Paus is en velen van degenen die rondom Hem arbeiden.’ We mogen dus toch wel enige hoop hebben, dat de schone spreuk op het vredespaleis in Den Haag, ‘Si vis pacem. cole justitiam: Zo gij de vrede wilt, beoefen dan gerechtigheid.’ het wel iets verder gebracht heeft, dan de gevel van het gebouw alleen. |