| |
| |
| |
De paasnacht in Oost-Europa door Dr. Joh. Hartog.
Terwijl de Dood rondwaart over de slagvelden van Polen, Rusland en de Balkan, zingen de gelovigen ook thans: ‘Wij vieren de dood van den Dood, de vernietiging van de hel, het begin van een nieuw en eeuwig leven. En in verrukking zingen wij den Maker ervan lof, den enigen God onzer vaderen.’
In onze streken zijn wij gewend aan de nachtmis van Kerstfeest. Wie in zijn missaal thuis is, weet, dat veel wat thans op de ochtend van de Stille Zaterdag in de kerk gedaan wordt, feitelijk ook des nachts behoorde te geschieden: de oude Paasnachtviering. In een gedeelte van onze heilige Katholieke Kerk is dit oude gebruik bewaard gebleven en viert men nog de Paasnacht. Dit heeft o.a. plaats in die streken, waar de Byzantijnse ritus gevolgd wordt, dus in de Balkanlanden, in Rusland en enkele andere gebieden. Alle gelovigen drommen dan samen in de kerken en op het middernachtelijk uur begint een speciale Paasdienst, welke door St. Johannes van Damascus omstreeks het einde der 7e eeuw werd samengesteld en waarvan wij op de volgende bladzijden een vertaling publiceren. Zoals men ziet, munt deze Paascanon zoals hij genoemd wordt, uit door rijkdom aan poëtische gedachten en dichterlijke vorm. Gedurende deze gehele dienst (die ongeveer 3 kwartier duurt) en de erop volgende Heilige Mis staan alle gelovigen met brandende kaarsen in de hand, die door het donker van de straten brandend mede naar huis genomen worden om thuis het nieuwe licht te ontsteken. Wie het eens zag zal het nooit vergeten.
De canon wordt door verschillende koren zonder muzikale begeleiding uitgevoerd en ter onderscheiding van waar nieuwe liederen en hymnen beginnen is dit telkens voor het betreffende stuk aangegeven. De woorden Irmos, Tropar enz. zijn benamingen van kerkzangen, zoals bij ons bijvoorbeeld Introitus, graduale e.d. Bij de wisselzangen, staat P voor den celebrerenden priester (of bisschop), D. voor den diaken en K. voor koor. Het tweede gezang ontbreekt altijd.
* *
*
In processie de kerk verlatend zingen wij:
De Engelen bezingen Uw verrijzenis, o Christus onze Heiland;
Maak ons waardig U met een rein hart te verheerlijken.
Hierop bewierookt de priester alle omstanders en de deuren van het kerkgebouw welke inmiddels gesloten zijn; met het kruis maakt hij een kruisteken en roept dan luide:
Ere zij der Heilige Drievuldigheid, een van wezen, levengevend en onverdeeld, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
P.: Christus is verrezen van de doden, Hij heeft den Dood door zijn dood vertreden en aan hen, die in de graven zijn, heeft Hij het leven geschonken, (driemaal).
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden.
| |
| |
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt.
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: Zo zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht, maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden.
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft, laat ons op dezelve ons verheugen en verblijd zijn.
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: Eer aan den Vader en aan den Zoon en aan den Heiligen Geest.
K.: Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal).
P.: Gelijk het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Hierop zingt de priester met luider stem:
P.: Christus is verrezen van de doden, Hij heeft den Dood door zijn dood vertreden.
De priester doet de kerkdeur open en met het eerbiedwaardige kruis in de hand schrijdt hij naar binnen, begeleid door kaarsdragers en volk, die allen zingen:
En aan hen, die in de graven zijn, heeft Hij het leven geschonken.
De Diaken zingt dan voor de geopende Deuren van het altaar de vredesectenie:
D.: Laat ons in vrede bidden tot den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor de vrede, die van boven is en voor het heil onzer zielen, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor de vrede van gans de wereld, het welzijn der heilige kerken Gods en voor haar aller hereniging, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor deze heilige kerk en voor hen, die haar betreden vervuld van geloof, schroom en de vreze Gods, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor den zeer heiligen Opperpriester N, Paus van Rome, en voor onzen zeer heiligen Bisschop N, voor de eerbiedwaardige orde van priesters, voor de diakenen in Christus, voor al de geestelijkheid en het volk, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor onzen zeer wijdluften en machtigen Vorst N, voor zijn Opvolger op de troon, voor zijn hof en al zijn heir, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor ons beproefd vaderland, opdat zich daar handhaven mogen rust en vrede en godsvrucht, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Opdat Hij ons ter hulp kome en allen vijand en tegenpartijder zich onder de voet stelle, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor deze stad (of: dit heilige klooster) en voor alle steden, voor het land en de gelovigen, die er wonen, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor de zuiverheid der lucht en opdat met de vruchten des velds ook de dagen van vrede vermenigvuldigd worden, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Voor de zeevarenden en reizigers, voor zieken en lijdenden, voor de gevangenen en hun heil, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Opdat Hij ons bevrijde van alle droefenis, van toorn en nood, bidden wij den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Bescherm ons, red ons, ontferm U onzer en behoed ons, God, door Uw genade.
K.: Heer, ontferm U onzer.
| |
| |
D.: In gedachtenis aan onze allerheiligste, zeer reine en gezegende en glorierijke Vrouwe, de Moedergods en Altijd-Maagd Maria, tezamen met alle heiligen, bevelen wij onszelven en elkander en geheel ons leven aan Christus onzen God.
K.: Aan U, Heer.
P.: Want U komt alle glorie toe, en het eerbetoon en de aanbidding, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nu en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
De voornaamste priester bewierookt thans alle heilige iconen en alle aanwezigen, zo priesters als leken, en zingt de Paascanon. Gedurende elke Irmos bewierookt hij het altaar:
| |
Eerste gezang.
(Irmos) De dag der verrijzenis. Laat ons verlicht worden, gij volken. Het is Paasfeest des Heren. Want van de dood tot het leven, van de aarde naar de hemel heeft ons gevoerd Christus onze God, terwijl wij een lied der victorie zingen.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Laten wij onze zinnen reinigen en wij zullen Christus zien, stralend van het onuitsprekelijke licht der verrijzenis en wij zullen Hem horen zeggen op duidelijke toon ‘Verheugt u’, terwijl wij het lied der victorie zingen.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Want waardig is het, dat de hemelen zich zouden verheugen, dat de aarde blijde zou zijn en dat de ganse wereld, zowel de zichtbare als de onzichtbare, zou feest houden: want Christus is verrezen, de eeuwige vreugde.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘De dag der verrijzenis’ en ‘Christus is verrezen..... Hij heeft den Dood enz.’ (driemaal). Daarna volgt de Kleine Ectenie:
D.: Wederom en nogmaals, laat ons in vrede bidden tot den Heer.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: Bescherm ons, red ons, ontferm U onzer en behoed ons, God, door Uwe genade.
K.: Heer, ontferm U onzer.
D.: In gedachtenis aan onze allerheiligste, zeer reine en gezegende en glorierijke Vrouwe, de Moedergods en Altijd-Maagd Maria, tezamen met alle Heiligen, bevelen wij onszelven en elkander en geheel ons leven aan Christus onzen God.
K.: Aan U, Heer.
P.: Want Uwer is de majesteit, het koninkrijk en de macht en de heerlijkheid, des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
Het derde gezang.
(Irmos) Komt, laat ons een nieuwe drank zwelgen, niet een die door wonder uit een dorre rots is voortgekomen, maar uit de Bron der onsterfelijkheid, welke voortkomt uit het graf van Christus; op Wien ook wij gegrondvest zijn.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Nu zijn alle plaatsen vervuld van licht, hemel en aarde en de plaatsen onder de aarde. De ganse schepping viere de verrijzenis van Christus, op Wien ook wij gegrondvest zijn.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Gisteren, Christus, werd ik met U begraven en heden sta ik met U op in Uwe verrijzenis. Gisteren werd ik met U gekruisigd; verheerlijk mij, Heiland, in uw rijk.
K.: Christus is verrezen van de doden.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Komt, laat ons’ en ‘Christus is verrezen enz.... Hij heeft den Dood enz. (driemaal) Vervolgens de Kleine Ectenie, als voren, behalve de uitroep:
P.: Want Gij zijt onze God en U zwaaien wij alle glorie toe, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
| |
(Ipakoi) Toen zij, die voor het ochtendgloren van Maria kwamen, de steen van het graf vonden afgewenteld, hoorden zij den Engel: Wat zoekt gij Hem, die in het eeuwige licht vertoeft, temidden der doden, als ware Hij sterfelijk? Ziet de grafklederen. Gaat haastiglijk heen en boodschapt aan de wereld, dat de Heer verrezen is en den Dood heeft teniet gedaan. Want Hij is de Zoon van God, die de mensheid redt.
| |
Vierde gezang.
(Irmos) Laat Habakuk onder goddelijke inblazing sprekend zich thans bij ons voegen in de vrome wake en laat hij den stralenden Engel tonen, die vroeg roept: Heden is het Heil tot de wereld gekomen, want Christus is van de doden verrezen, omdat Hij almachtig is.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Christus bleek van het mannelijk geslacht te zijn, toen Hij uit de schoot der Maagd naar voren trad en als sterveling werd Hij Lam genoemd. Zonder smet ook is ons Paasoffer, omdat Het geen verderf gesmaakt heeft en als waarachtig God werd uitgeroepen als de Volmaakte.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Christus, de gezegende Kroon, heeft zich als een eenjarig lam uit eigen goede wil voor allen geofferd, een Paasoffer der reiniging; en uit het graf heeft Hij, de glorierijke Zon der gerechtigheid, weer over ons geschenen.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) David, de voorvader van onzen God, danste en huppelde voor de symbolische Ark des Verbonds. Laten ook wij, Gods heilig volk, die de vervulling van deze symbolen zien, ons op vrome wijze verheugen: Want Christus is verrezen, omdat Hij almachtig is.
K.: Christus is verrezen van de doden.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Laat Habakuk’ en ‘Christus is verrezen enz. ...Hij heeft den Dood enz. (driemaal). Vervolgens de Kleine Ectenie, als voren, behalve de uit roep:
P.: Want Gij zijt een genadig en menslievend God en U zwaaien wij lof toe, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
Vijfde gezang.
(Irmos) Laten wij dan zeer vroeg opstaan en den Heer een zang brengen in plaats van myrrhe en wij zullen Christus zien, de Zon der gerechtigheid, die het leven der mensheid verlicht.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Toen zij, die in de boeien der hel gekluisterd lagen, Uw oneindige barmhartigheid zagen, Christus, spoedden zij zich met verheugde tred naar het licht, en zij bezongen het eeuwige Paasoffer.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Laten wij met lampen op weg gaan om Christus te ontmoeten, die uit het graf te voorschijn treedt als een bruidegom. En met de koren der Engelen, die Hem minnen en loven, willen wij het verzoenend Paasoffer van God gaan vieren.
K.: Christus is verrezen van de doden.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Laten wij dan heel vroeg’ en ‘Christus is verrezen enz. ...Hij heeft den Dood. (driemaal). Vervolgens de Kleine Ectenie als voren, behalve de uitroep:
P.: Want geheiligd en verheerlijkt zij Uw zeer eervolle en majestueuze naam, des Vaders en des Zoons en Heiligen Geestes, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
Zesde gezang.
(Irmos) Gij zijt afgedaald tot in de diepste plaatsen der aarde, o Christus, en Gij hebt de eeuwige boeien geslaakt, welke de ge- | |
| |
vangenen in kluisters gebonden hielden; en na drie dagen zijt Gij uit het graf verrezen, zoals Jonas uit de vis.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Christus, die bij Uw geboorte de poort der Maagd niet verbroken hebt. Gij zijt van de doden opgestaan zonder de zegelen te verbreken; en ons hebt Gij de poorten van het Paradijs ontsloten.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) O mijn Heiland, levend en nietgeveld offer; toen Gij als God en uit Uw eigen wil. Uzelf aan den Vader geofferd hadt, hebt Gij, doordat Gijzelf uit het graf verrezen zijt, medeopgewekt ook Adam, den vader van ons geslacht.
K.: Christus is verrezen van de doden.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Gij zijt afgedaald’ en ‘Christus is verrezen enz.’ ...Hij heeft den Dood enz (driemaal). Vervolgens de Kleine Ectenie, als voren, behalve de uitroep:
P.: Want Gij zijt de Vorst des vredes en de Heiland onzer zielen en U zwaaien wij lof toe, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
(Kondak) Ofschoon Gij, Onsterfelijke, in het graf gedaald zijt, hebt Gij toch de macht der hel vernietigd en zijt Gij als overwinnaar verrezen. Christus onze God, aan de myrrhe-dragende vrouwen hebt Gij aangekondigd ‘Verblijdt u’ en de vrede hebt Gij geschonken aan Uwe apostelen en de Verrijzenis hebt Gij verleend aan de gevallenen.
(Ikos) De myrrhe-dragende vrouwen hebben de dageraad niet afgewacht en voor de opgang van de zon, hebben zij, als ware het dag, de Zon gezocht welke in het graf was ondergegaan; en tot elkander riepen zij: Vrienden, laten wij met zoet-riekende specerijen het levengevende en begraven lichaam zalven van Hem, die den gevallen Adam welke in het graf ligt, weer zal doen verrijzen in het vlees. Laten wij gaan, laten wij zoeken, zoals de Wijzen, en laten wij in aanbidding voor Hem nedervallen en Hem een offer van myrrhe brengen, niet aan Hem in doeken gewonden, maar in windselen. En laten wij wenen en schreien met luider stemme: Sta op, Meester, die den gevallenen de verrijzenis schenkt.
Omdat wij de verrijzenis van Christus hebben gezien, laten wij daarom nederbuigen voor den heiligen Heer Jezus, die alleen zonder zonde is. Uw Kruis aanbidden wij, Christus en Uw heilige verrijzenis prijzen en verheerlijken wij: want Gij zijt onze God en wij kennen geen ander dan U; wij roepen Uw naam aan. Komt, alle gelovigen, laten wij Christus' heilige verrijzenis aanbidden, want voorwaar, door het kruis is er vreugde gekomen in de gehele wereld. Laten wij den Heer immer zegenen en laten wij Zijn Verrijzenis bezingen, want omdat Hij het kruis verdragen heeft, heeft Hij den Dood door Zijn dood te niet gedaan.
(Hymne) Jezus is uit het graf verrezen, gelijk Hij voorzegd had, en heeft ons het eeuwige leven geschonken en grote barmhartigheid bewezen.
| |
Zevende gezang.
(Irmos) Hij, die de heilige jongelingen in de vurige oven gespaard heeft, heeft als een sterveling geleden, toen Hij mens geworden was; en door Zijn lijden heeft Hij het sterfelijke bekleed met de waardigheid der onsterfelijkheid, Hij, de enige God onzer vaderen, gezegend en bovenmate verheerlijkt zij Hij.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) De vrome, wijze vrouwen volgden U haastiglijk met zoet-riekende specerijen. Maar Hem, dien zij met tranen zochten als dood, aanbaden zij als den levenden God en aan Uw leerlingen, Christus, verkondigden zij de blijde boodschap van het mystieke Paasoffer.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Wij vieren de dood van den
| |
| |
Dood, de vernietiging van de hel, het begin van een nieuw en eeuwig leven. En in verrukking zingen wij den Maker ervan lof, den enigen God onzer vaderen, gezegend en bovenmate verheerlijkt.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Want heilig, naar volle waarheid, en alle plechtige triomf waardig is deze verlossende en blinkend schijnende nacht, de voorbode van de helder stralende Dag der verrijzenis, op welke het Eeuwige Licht, dat zonder grenzen is, in het vlees is opgestraald uit het graf ten bate der gehele mensheid.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Hij, die de heilige jongelingen’ en ‘Christus is verrezen enz.’... Hij heeft den Dood enz. (driemaal) Vervolgens de Kleine Ectenie, als voren, behalve de uitroep:
P.: Want gezegend en geheel en al verheerlijkt zij de majesteit van Uw Koninkrijk, des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
Achtste gezang.
(Irmos) Dit is de uitgelezen en heilige Dag, de enige Koning en Heer der Sabbatten, het Feest der feesten, de Triomf der triomfen, laten wij thans Christus zegenen tot in eeuwigheid.
(Refrein) Christus is verrezen van de doden.
(Tropar) Komt, laten wij op deze gunstige dag der verrijzenis deelhebben aan de vrucht van de nieuwe wijnstok der goddelijke blijdschap van Christus' koninkrijk, door in ons lied Hem als God groot te maken tot in eeuwigheid.
K.: Christus is verrezen van de doden.
(Hymne) Laat uw ogen rondgaan, Sion, en zie. Want voorwaar, van het Westen en van het Noorden, van de Zee en van het Oosten, hebben zich Uw kinderen als tot een door God ontstoken licht vergaard en zij zegenen Christus tot in eeuwigheid.
(Refrein) O allerheiligste Drievuldigheid, onze God, ere zij U!
(Hymne) Almachtige Vader, het Woord en de Geest, een Wezen in drie verenigde Personen, bovenmate hoog en allergoddelijkst. In U zijn wij gedoopt en U zullen wij zegenen tot in alle eeuwigheid.
Hierna herhalen de koren de Irmos ‘Dit is de uitgelezen dag’ en ‘Christus is verrezen enz’ ... Hij heeft den Dood enz. (driemaal). Vervolgens de Kleine Ectenie, als voren, behalve de uitroep:
P.: Want gezegend zij Uw naam en verheerlijkt zij Uw Koninkrijk, des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
| |
Negende gezang.
(Refrein 1) Mijn ziel maakt groot Christus, den Gever van het leven, die ten derden dage uit het graf verrezen is.
(Irmos) Schijn, schijn, nieuw Jeruzalem, want de glorie des Heren is over u opgegaan. Vier thans een feestdag en wees blijde, Sion. En verheug u, gij Moedergods, in de verrijzenis van Hem, dien gij baardet. (Refrein 2) Mijn ziel maakt groot Christus, den Gever van het leven, die uit Zijn eigen goede wil, geleden heeft en begraven werd en ten derden dage is verrezen.
(Irmos) Schijn, schijn enz.
(Refrein 3) Christus, het nieuwe Paasoffer, het levende offer, het Lam Gods, dat wegneemt de zonde der wereld.
(Tropar) O hoe goddelijk. O hoe barmhartig. O hoe zoet is Uw woord. Want Gij, Christus, hebt in Uw trouw beloofd met ons te zijn, zelfs tot het einde der wereld. Daar wij aldus deze vaste grond onzer hope hebben, verheugen wij, gelovigen, ons. (Tweemaal).
(Refrein 4) De Engel riep tot haar, die vol van genade is: Wees gegroet, reine Maagd, en wederom zeg ik: Wees gegroet, Uw zoon is verrezen na drie dagen in het graf vertoefd te hebben en Hij heeft de doden opgewekt: Verheugt u, gij volken.
| |
| |
(Irmos) Schijn, schijn enz.
(Refrein 5) Doordat Gijzelf de doodslaap gekend hebt, hebt Gij de doden van alle eeuwen opgewekt door koninklijk te brullen als de Leeuw van Juda.
(Irmos) Schijn, schijn enz.
(Refrein 6) Maria Magdalena spoedde zich grafwaarts en toen zij Hem ontwaarde ondervroeg zij Hem als ware Hij de hovenier.
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus. O Wijsheid, Woord en Macht van God. Verleen, dat wij nog inniger mogen deelhebben aan U in de avondloze dag van Uw koninkrijk.
(Refrein 1) De Engel verblindde de vrouwen en riep: Weent niet meer, want Christus is verrezen.
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus enz.
(Refrein 2) Christus is verrezen, Hij heeft den Dood vertreden en heeft de doden opgewekt: verheugt u, gij volken!
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus enz.
(Refrein 3) Heden verheugt zich elk schepsel en het krijt van blijdschap. Want Christus is verrezen en de hel is geslagen in gevankelijkheid.
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus enz.
(Refrein 4) Heden heeft de Heer de hel gevankelijk weggevoerd en Hij heeft hen, die er van eeuwigheid in bittere boeien gebonden waren, opgewekt.
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus enz.
(Refrein 5) Mijn ziel maakt groot de majesteit van de Godheid, Drie Personen en Ondeelbaar.
(Tropar) O groot en allerheiligst Paasoffer, Christus enz.
(Refrein 6) Verheug u, Maagd! Verheug u, gezegende! verheug u grotelijks, Verheerlijkte! Want uw Zoon is na drie dagen uit het graf verrezen.
Hierna herhalen de koren het eerste refrein en de Irmos ‘Schijn schijn’ en ‘Christus is verrezen enz. ... Hij heeft den Dood enz.’ (driemaal). Vervolgens de Kleine Ectenie als voren, behalve de uitroep:
P.: Want alle machten des hemels maken U groot, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest en U zwaaien wij lof toe, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
K.: Amen.
(Exapostilarion) Nadat Gij ontslapen waart als ware Gij sterfelijk, Koning en Heer, zijt Gij ten derde dage verrezen en Gij hebt Adam van het verderf opgewekt en den Dood vernietigd: Paasoffer der onverderfelijkheid! Redding der wereld! (driemaal). Laat al wat adem heeft den Heer prijzen. Looft den Heer des hemels, Looft Hem in den hoge. U, o God, geldt onze lofzang. (Stich) Looft Hem van wege Zijner mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid.
Wij bezingen Uw verlossend lijden, Christus, en wij verheerlijken Uw verrijzenis, Looft Hem met het geluid der trompet; looft Hem op luit en harp.
(Tropar) Gij die het kruis verdragen en den Dood vernietigd hebt en van de doden zijt opgestaan, schenk vrede aan ons leven, Heer, want Gij alleen zijt almachtig.
Looft Hem met cymbalen en dansen; looft Hem met snarenspel en op de luit.
(Tropar) Gij die de hel gevankelijk hebt weggevoerd en door Uw verrijzenis den mens van de doden hebt opgewekt, Christus, geef dat wij met een rein hart U mogen zingen en verheerlijken.
(Stich) Looft Hem met wel klinkende cymbalen; looft Hem op de luid klinkende cymbalen.
(Hymne) Uw goddelijke afdaling lovend, zingen wij U prijs, Christus. Want Gij werdt Van een Maagd geboren, maar niet werdt Gij van den Vader gescheiden. Gij hebt als een mens geleden en uit Uw eigen goede wil hebt Gij het kruis verdragen en Gij zijt uit
| |
| |
het graf verrezen als kwaamt Gij voort uit een vorstelijk vertrek, opdat Gij de wereld zoudt redden: Heer, lof zij U!
(De Paas-stich) God zal opstaan; Zijn vijanden zullen verstrooid worden.
(Tropar) Heden is ons het heilig Paasoffer geopenbaard, het nieuwe en heilige Paasoffer, het mystieke Paasoffer, het zeer verhevene Paasoffer, Christus, het Paasoffer en de Verzoening. Het smetteloze Paasoffer, het grote Paasoffer, het Paasoffer der gelovigen, het Paasoffer dat ons de poorten van het paradijs opent, het Paasoffer dat alle gelovigen heiligt.
(Stich) Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt.
(Tropar) Komt thans van uw vizioen, gij vrouwen, verkondigsters van de blijde boodschap en zegt tot Sion: Ontvang van ons de blijde boodschap van de vreugde van Christus' verrijzenis. Sier u op, huppel van vreugde en verblijd u, Jeruzalem, omdat gij Christus den Koning ziet, die als een bruidegom uit het graf naar voren treedt.
(Stich) De goddelozen zullen vergaan van Gods aangezicht, maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden.
(Tropar) Toen de myrrhe-dragende vrouwen zeer vroeg in de morgen voor het graf van den Levengever stonden, vonden zij een Engel zittend op een steen. En hij kondigde haar aan en zeide: Wat zoekt gij den Levende bij de doden? Waarom betreurt gij den Onverderfelijke temidden van het verderf? Gaat en verkondigt de blijde boodschap aan Zijn leerlingen.
(Stich) Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft, laat ons op dezelve ons verheugen en verblijd zijn.
(Tropar) Het vreugderijke Paasoffer, het Paasoffer, het Paasoffer des Heren, het meer dan majestueuze Paasoffer is voor ons verschenen. Het Paasoffer, laten wij elkander van vreugde omarmen! Paaroffer, bevrijding van smart! Want heden is Christus als uit een kamer der ruste naar voren getreden uit het graf en Hij heeft de vrouwen met blijdschap vervuld, zeggende: Verkondigt de blijde boodschap aan de Apostelen.
Eer aan den Vader en aan den Zoon en aan den Heiligen Geest, zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
(Tropar) De Dag der verrijzenis. Laten wij verlicht worden op het plechtige feest. Laten wij elkander omarmen. Laten wij zeggen: Broederen! En laten wij terwille van de verrijzenis alles vergeven aan hen, die ons haten en op deze wijze uitroepen: Christus is verrezen van de doden; Hij heeft den Dood door Zijn dood vertreden en aan hen, die in de graven zijn, heeft Hij het leven geschonken. (Driemaal)
En het ‘Christus is verrezen enz... Hij heeft den Dood enz.’ wordt zovele malen herhaald, dat alle aanwezigen, priesters en volk, gelegenheid hebben gehad elkander de paaskus te geven. Hierna, terwijl allen vol eerbied staan, zal de voornaamste priester de volgende toespraak lezen van onzen Vader onder de heiligen, den Heiligen Johannes met de Gulden Mond.
Indien iemand vroom zij en Godminnend, laat hij zich dan verheugen in dit schoon en stralend overwinningsfeest.
Indien iemand een wijs dienaar zij, laat hem zich verblijdend binnentreden in de vreugde zijns Heren.
Indien iemand zich in lang vasten verstierf, laat hem nu zijn beloning ontvangen.
Indien iemand van het eerste uur af gezwoegd heeft, laat hem heden zijn rechtvaardige beloning ontvangen.
Indien iemand op het derde uur gekomen zij, laat hem dan nu vol dankbaarheid feestvieren.
Indien iemand op het zesde uur gekomen zij, laat hij zich niet door twijfel doen bevangen; want hem zal op geen enkele wijze tekort gedaan worden.
Indien iemand gedraald heeft tot het negende uur, laat hem niets vrezend nader komen.
Indien iemand zelfs gewacht heeft tot het elfde uur, laat ook hij niet beschroomd zijn
| |
| |
om zijn late komst; want de Heer, Die naijverig is op Zijn eer, zal den laatste even goed ontvangen als den eerste; Hij schenkt rust aan hem, die gekomen is te elfder ure, desgelijks ook aan hem, die van het eerste uur af de hitte en last des daags gedragen heeft. Hij toont barmhartigheid aan den laatste en Hij zorgt voor den eerste. Aan den een schenkt Hij Zijn gaven en over den ander stort Hij Zijn gunsten uit. Hij aanvaardt zowel de daden, als Hij de bedoeling doorvorst. Zowel de handelingen als de wijze van offeren eert en prijst Hij.
Derhalve, gij allen, treedt binnen in de vreugde uws Heren en gij, zowel van het eerste als van het latere uur, komt uw loon in ontvangst nemen.
Gij, rijken en armen tezamen, viert uw hoge feest.
Gij, matigen en gij zorgelozen, eert deze uw dag.
Jubelt nu op deze dag gij, die gevast hebt, en gij, die uw buik gekoesterd hebt. De tafel is tot krakens toe beladen; feest nu allen in overdaad. Het kalf is vet geworden; laat niemand hongerig henen gaan.
Verblijdt u allen in het feest des Geloofs: ontvangt gij allen de rijkdommen ener overdadige liefde.
Laat niemand zijn armoede bewenen, want het allen omvattende koninkrijk is voor allen geopenbaard.
Laat niemand zijn boosheden bejammeren, want de vergiffenis is stralend opgeschoten uit het graf.
Laat niemand de dood vrezen, want de dood van den Heiland heeft ons vrij gekocht. Hij, die gekluisterd was in de boeien des doods, heeft deze verbroken. Door af te dalen naar de hel, sloeg Hij de hel in kluisters. Hij joeg haar schrik aan, toen zij proefde van Zijn vlees. En Isaïas, dit voorspellend riep uit: de hel werd van schrik bevangen, toen zij U gewaar werd in de diepste spelonken van deze verschrikking. Zij werd bevreesd, want zij werd vernietigd. Zij werd vertoornd, omdat met haar de spot gedreven werd. Zij werd van woede vervuld, wijl zij gedood werd. Wanhoop werd haar deel om haar vertrapping. In boeien geslagen, verviel zij tot razernij. Zij nam een lichaam aan en zag God van aangezicht tot aangezicht. Zij nam de aarde en trof de Hemel. Zij greep het tastbare en omknelde het ongeziene.
O Dood, waar is uw prikkel?
O Hel, waar is uw overwinning?
Christus is verrezen en gij zijt overwonnen. Christus is verrezen en de duivelen zijn gevallen. Christus is verrezen en het Leven regeert.
Christus is verrezen, en niet één gestorvene blijft meer in het graf.
Want Christus, verrezen van de doden, is de Eersteling geworden van hen, die ontslapen zijn. Aan Hem zij de glorie en de de heerschappij tot in eeuwigheid. Amen.
|
|