Lux. Jaargang 1(1943)– [tijdschrift] Lux– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Kerkgang H.A.J. Gijsen Vroeg op dien zondagochtend was heel de hemel grauw- Men wist niet of het regenen of helder worden zou. Er hing een diepe stilte om de heuvels bij 't gehucht, de bleeke kersenbloesem wolkte onder looden lucht; Er floot een vroege merel verborgen in die pracht, de lucht was loom van geuren: het regende dien nacht. Stil stond de rij van peppels beneden langs de beek, Een zwijgen vol verwachting lag over heel de streek. De schemerkoele kerk is vol van stille menschen Devoot gebogen, in hun donk're dracht, Slechts nu en dan, bedeesd, wat voetgeschuifel, De kaarsen, rustig brandend, knett'ren zacht. De wierook hult in geurig grijze wolken Het rythme van het hoog Mysteriespel, Een en'kle maal gaan luide door de stilte, De zil'vren klanken van een altaarschel. Daar, plots'ling', door een spitsgebogen venster Valt, bont gekleurd, een bundel zonnelicht, Belevend heel de hooge koele ruimte Gelijk een glimlach klaagt een streng gezicht. Dan zingt een diepe stem de dankb're woorden - En hooge jongensstemmen jubelen na: Hosanna in Excelsis, Domine Deus, Pleni sunt coeli et terra tua gloria! Vorige Volgende