Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdDE SEND-BRIEF AEN DE EBREËNKan in vier Hooft-stucken gedeelt worden:
| |
[Folio 116r]
| |
Heeft drie deelen: I. Prijst den Apostel d’Euangelische Leere. II. Beschrijft hy Christum. III. Vergelijckt hy den selven met de Engelen. | |
I.1☜NAe dat voor-tijts Godt menigh-mael ende op menigerley wijse gesproken heeft tot de vaderen, door de Propheten; | |
2So heeft Hy ten laetsten in dese dagen tot ons gesproken, door den Soon: | |
II.WElcken Hy geset heeft tot een erf-genaem over alle dingen; Ga naar margenoot+ door welcken Hy oock Ga naar margenoot* de Werelt gemaeckt heeft. | |
3Welcke, nade-mael Hy is de glans sijner heerlijckheyt, ende het even-beelt sijn’s wesens, ende draegt alle dingen met sijn krachtigh woort, ende heeft gemaeckt de Ga naar margenoot+ reyniginge onser sonden door Hem selven, so heeft Hy sich geset ter Ga naar margenoot++ rechter-hant der Majesteyt in de hooghte: | |
4Soo veel beter geworden dan de Engelen, so geheel veel eenen hoogeren Naem Hy boven haer be-erft heeft. | |
III.5WAnt tot welcken Engel heeft Hy oyt geseyt: Ga naar margenoot+ ☜Ghy zijt mijn Soon, heden hebbe Ick u gewonnen? Ga naar margenoot+ Ende wederom: Ick sal sijn Vader zijn, ende Hy sal mijn Soon zijn. | |
6Ende wederom, Ga naar margenoot+ als Hy den Eerst-geboren in-leydt in de Werelt, spreeckt Hy: Ende Hem sullen alle Engelen Godts aen-bidden. | |
7Van de Engelen spreeckt Hy wel: Ga naar margenoot+ Hy maeckt sijne Engelen geesten, ende sijne dienaers vyer-vlammen; | |
8Maer van den Soon: Godt, uwe stoel duert van eeuwigheyt tot eeuwigheyt, Ga naar margenoot+ de scepter uw’s Rijcx is een rechte scepter. | |
9Ghy hebt de gerechtigheyt lief gehadt, ende de ongerechtigheyt gehaet: daerom heeft u, ô Godt, gesalft uwe Godt met olye der vreugde, boven uwe mede-genooten: | |
10Ende, Ghy Heere hebt van ’t begin de Aerde gegrondt, Ga naar margenoot+ ende de Hemelen zijn uwer handen werck. | |
11Deselve sullen vergaen, maer Ghy sult blijven: ende sy sullen alle verouden als een kleet; | |
12Ende als een gewaet sult Ghyse veranderen, ende sy sullen haer veranderen: maer Ghy zijt deselve, ende uwe jaren en sullen niet op-houden. Ga naar margenoot+ | |
13Maer tot welcken Engel heeft Hy oyt geseyt: Set u tot mijne rechter-hant, tot dat Ick uwe vyanden legge tot een voet-banck uwer voeten? | |
14En zijn sy niet altemael gedienstige geesten, Ga naar margenoot+ uyt-gesonden tot dienst om dier wille, die daer be-erven sullen de saligheyt? |
|