Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen: I. Vermaent Paulus tot eenen heyligen wandel. II. Brengt hy by sekere reden, om alle Menschen daer toe te bewegen. | |
I.1MAer ghy, spreeckt gelijck ’t betaemt nae de heylsame leere. | |
2Den Ouden, dat sy nuchter zijn, eerbaer, Ga naar margenoota tuchtigh, gesont in het geloove, in de liefde, in de verduldigheyt. | |
3Den ouden vrouwen des-gelijcx, dat sy haer stellen als den heyligen betaemt, geen lastaeressen en zijn, geene wijn-suypsters, goede leeraeressen: | |
4Dat sy den jongen vrouwen leeren tuchtigh te zijn, hare mannen lief te hebben, kinderen lief te hebben, | |
5Zedigh te zijn, Ga naar margenoot+ kuysch, huyslijck, goedertieren, haren mannen onderdanigh; Ga naar margenoot* op dat het Woort Godts niet gelastert en worde. | |
6Des-gelijcx de jonge mannen vermaent, dat sy tuchtigh zijn. | |
7Maer over-al stelt u selven tot een voor-beelt der goede wercken, Ga naar margenoot+ met onvervalschte leere, met eerbaerheyt, | |
8Met heylsame ende onberispelijcke woorden; Ga naar margenoot+ op dat de weder-strijder hem schame, Ga naar margenoot+ ende niet en hebbe, dat hy quaets van ons magh seggen. | |
9Den knechten, Ga naar margenoot+ dat sy haren heeren onderdanigh zijn, in alle dingen behagelijck zijn, niet weder-bassen: | |
10Niet verontrouwen, maer alle goede trouwe bewijsen: op dat sy de leere Godts onses Saligh-makers vercieren in alle stucken. | |
12Ende tuchtigt ons, dat wy sullen verloochenen het ongoddelijcke wesen, ende de wereltsche lusten, ende Ga naar margenootb tuchtighlijck, rechtveerdighlijck, ende godtsalighlijck leven in dese Werelt: | |
13Ende wachten op de salige hope, ende verschijninge der heerlijckheyt des grooten Godts, ende onses Saligh-makers Iesu Christi: | |
14Die Hem selven voor ons gegeven heeft, op dat Hy ons soude verlossen van alle ongerechtigheyt, ende Hem selven soude reynigen een volck tot een Ga naar margenoot* Eygendom, dat neerstigh ware tot goede wercken☞. | |
15Sulcx spreeckt ende vermaent, ende bestraft met gantschen Ga naar margenootc ernst. En laet u niemant verachten☙. |
|