Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 103v]
| |
VOOR-REDEN op den tweeden SEND-BRIEF PAULI AEN DE THESSALONICENSEN. D.M.L.IN den eersten Send-brief hadde S. Paulus den Thessalonicensen eene vrage beantwoordt, van den jongsten dagh, hoe deselve snellijcken, als een dief in der nacht, komen sal. Gelijck het nu pleegt te geschieden, dat altoos d’ eene vrage de andere baert uyt mis-verstant, soo verstonden de Thessalonicensen, dat de jongste dagh al-reede voor handen was. Daer op schrijft hy desen Send-brief, ende verklaert hem selven.In ’t 1 Cap. troost hyse met de eeuwige belooninge haers geloofs ende verduldigheyt in allerley lijden; Ga naar margenoot+ ende met de straffe harer vervolgers, in de eeuwige pijne. In ’t 2 leert hy, Ga naar margenoot+ hoe dat voor den jongsten dagh het Roomsche rijck eerst moet onder-gaen, ende de Anti-Christ hem voor eenen Godt op-werpen in de Christenheyt, ende met valsche leeringen ende teeckenen de ongeloovige werelt verleyden, tot dat Christus kome, ende verstoore hem door sijne heerlijcke toe-komste, ende met een geestelijcke predicatie eerst doode. In ’t 3 doet hy sommige vermaningen, Ga naar margenoot+ ende sonderlingh, dat sy de ledigh-gangers, die sich met hare eygene handen niet en generen, straffen, ende indien sy haer niet en beteren, mijden sullen: ’t welck seer hart tegen den tegen-woordigen geestlijcken staet luydt. |
|