Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 20r]
| |
VOOR-REDEN over het Boeck JESUS SIRACH. D.M.L.DIt Boeck is tot nu toe genoemt in Latijn Ecclesiasticus, Ga naar margenoot+ ’t welck sy hebben verduytscht, de geestelijcke tucht. Ende is seer wel gedreven ende gebruyckt in de Kercke met lesen, singen ende prediken: maer met weynigh verstant ende nuttigheyt; behalven dat het heeft moeten der Geestelijcken staet ende Kercken pronckerye roemen. Anders heet sijn rechte naem, Iesus Sirach, Ga naar margenoot+ nae sijnen Meester; gelijck sijn eygen Voor-reden ende het Griecksche uyt-wijst: als oock Mose, Iosua, Iesaie, ende aller Propheten Boecken nae hare Meesters heeten. Ende is van de Out-vaders niet in ’t getal der H. Schrift, maer als anders een goet fijn Boeck eens wijsen mans gehouden: waer by wy ’t oock laten blijven.MAer ’t dunckt ons, dewijle hy selfs in de Voor-reden bekent, hy zy tot des Konincx Euergetis tijden in Egypten gekomen, ende hebbe aldaer dit Boeck vol-eyndt, (’t welck sijn Groot-vader te vooren hadde begonnen) dat hy hebbe uyt vele Boecken te samen gelesen het beste, dat hy gevonden heeft. Insonderheyt dewijle in Egypten een kostelijcke Librye was, Ga naar margenoot+ door Euergetis vader, den Koninck Philadelphum, op-gericht zijnde. So dat tot dier tijt beyde Boecken ende geleerde lieden in groote eeren waren; ende uyt alle landen, als eene groote hooge Schole by een quamen, insonderheyt uyt Griecken-lant: daer-toe oock de Ioden eenen Tempel aldaer bouwden, ende den Godts-dienst op-richteden. Sulcx wijst oock aen, dat in dit Boeck niet ordentlijck het een stuck op ’t ander vervatt is, als eens Meesters werck: maer uyt menigerley Meesters ende Boecken getrocken, ende door malkanderen gemengt: gelijck een bye uyt menigerley bloemen haren sap suygt, ende in malkanderen mengt. Ende ’t schijnt, dat dese Iesus Sirach zy geweest uyt den konincklijcken stamme Davids, ende een neef ofte soons-kint van Amos Sirach, Ga naar margenoot+ dewelcke de overste Vorst geweest is in ’t huys Iuda; gelijck men uyt Philone kan sien, by twee-hondert jaren voor Christi geboorte, ontrent der Maccabeën tijt.
HEt is een nuttelijck Boeck voor den gemeynen man: Ga naar margenoot+ want oock alle sijne neerstigheyt is, dat hy eenen borger ofte huys-vader godt-vruchtigh, vroom ende kloeck make; hoe dat hy hem tegen Godt, Godts Woort, Priesters, Ouders, wijf, kinderen, eygen lichaem, goederen, knechten, gebueren, vrienden, vyanden, Overheyt ende alle man houden sal: Ga naar margenoot* So dat men ’t wel mochte noemen een Boeck van de huys-tucht, ofte van de deugden eens vromen huys-heeren; ’t welck oock de rechte geestelijcke tucht is, ende heeten magh.
MAer wat ’et ons voor arbeyt gekost heeft, om dit Boeck te verduytschen; wie dat begeert te weten, die magh onse Duytsch tegen alle andere exemplaren houden, beyde in Griecksche, Latijnsche ende Duytsche talen, sy zijn out ofte nieuw; so sal het werck den Meester wel getuygenisse geven. Daer zijn soo veel kloeckaerts in alle talen over dit Boeck gekomen, dat geen wonder zijn soude, dewijle behalven dat alle dingen daer-in van sijn begin niet in de ordre vervatt geweest zijn, dat ’et heel ende al onbekent, onverstandelijck, ende allesins onbequaem ware geworden. Doch wy hebben ’t, als eenen verscheurden, met voeten getreden, ende verstroyden brief, wederom te samen gelesen, ende het slijck af-gewischt, ende soo verre gebracht, als een yegelijck wel sien kan: Godt zy lof ende danck, Amen! De Christenen en sullen ons hier-in niet schelden; maer de Werelt sal, gelijck sy tot hier toe gedaen heeft, volgens haer deugt, ons wel weten daer voor te dancken. |
|