Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdDe Propheet AMOS,Kan in drie stucken af-gedeelt worden:
| |
Heeft twee deelen: I. Is de Titel ende inleydinge. II. Dreygement tegen Syrien, der Philisteën lant, Tyrus, Edom, Ammon ende Moab. | |
I.1DIt is het, dat Amos, die onder de herderen te Thekoa was, Ga naar margenoot+ gesien heeft over Israël, ter tijt Usia des Konincks Iuda, ende Ierobeams des soons Ioas, des Konincks Israëls; Ga naar margenoot+ twee jaren voor de aerd-bevinge. | |
2Ende hy sprack: De HEERE sal uyt Zion brullen, Ga naar margenoot+ ende sijne stemme uyt Ierusalem hooren laten; dat de landouwen der herderen jammerlijck staen sullen, ende de Carmel boven verdorren sal. | |
II.3SOo spreeckt de HEERE: Ga naar margenoot+ Om drie ende vier lasteren wille van Damascus, en wil Ickse niet verschoonen; daerom, Ga naar margenoot+ dat sy Gilead met ysere dorsch-pinnen gedorschet hebben. | |
4Maer Ick wil een vyer senden in ’t | |
[Folio 95r]
| |
huys Hasaëls, Ga naar margenoot+ dat sal de paleysen Benhadads verteeren. | |
5Ende Ick wil de grendelen te Damascus verbreken; Ga naar margenoot+ ende d’inwoonders op den velde Aven, mitsgaders dien, die den scepter houdt, uyt den Lust-huyse uyt-roeyen, dat het volck in Syrien sal nae Kir wegh-gevoert worden; Ga naar margenoot+ spreeckt de HEERE. | |
6Soo spreeckt de HEERE: Om drie ende vier lasteren wille van Gasa, Ga naar margenoot+ en wil Ickse niet verschoonen; Ga naar margenoot+ daerom, dat sy de gevangene voorder gevangen, ende in ’t lant Edoms verdreven hebben: | |
7Maer Ick wil een vyer in de mueren te Gasa senden, dat sal hare paleysen verteeren. | |
8Ende Ick wil de inwoonders tot Asdod, mitsgaders dien, die den scepter houdt, uyt Ascalon uyt-roepen, ende mijne hant tegen Akron wenden, dat om-komen sal, wat van de Philisteën noch over-gebleven is; spreeckt de Heere HEERE. | |
9Soo spreeckt de HEERE: Om drie ende vier lasteren wille van de stadt Zor, Ga naar margenoot+ en wil Ickse niet verschoonen; daerom, dat sy de gevangene voorder in ’t lant Edoms verdreven hebben, ende niet gedacht aen het verbondt der broederen. | |
10Maer Ick wil een vyer in de mueren te Zor senden, dat sal hare paleysen verteeren. | |
11Soo spreeckt de HEERE: Om drie ende vier lasteren wille van Edom, Ga naar margenoot+ en wil Ick hem niet verschoonen; Ga naar margenoot+ daerom, dat hy sijnen broeder met den sweerde vervolgt heeft, ende dat hy hare swangere om-gebracht, ende altoos verscheurt in sijnen toorn, ende sijne grimmigheyt eeuwighlijck houdt. | |
12Maer Ick wil een vyer senden nae Theman, dat sal de paleysen te Bazra verteeren. | |
13Soo spreeckt de HEERE: Om drie ende vier lasteren wille der kinderen Ammons, Ga naar margenoot+ en wil Ickse niet verschoonen; daerom, Ga naar margenoot+ dat sy de swangere in Gilead verscheurt hebben, op dat sy hare lant-pale wijder maeckten. | |
14Maer Ick wil een vyer aensteken in de mueren van Rabba, dat sal hare paleysen verteeren, als men roepen sal ter tijt des strijts; ende als het onweder komen sal ter tijt des storms. | |
15Dan sal haer-lieder Koninck, mitsgaders sijne Vorsten, gevanckelijck wegh-gevoert worden; spreeckt de HEERE. | |
1Soo spreeckt de HEERE: Ga naar margenoot+ Om drie ende vier lasteren wille Moabs, Ga naar margenoot+ en wil Ick hem niet verschoonen; Ga naar margenoot+ daerom, dat sy de beenderen des Konincks van Edom tot asschen verbrandt hebben. | |
2Maer ick wil een vyer senden in Moab, dat sal de paleysen te Kirioth verteeren: ende Moab sal sterven in ’t gedruys ende geschrey, ende geluyt der basuyne. | |
3Ende Ick wil den Richter onder hen uyt-roeyen, ende alle hare Vorsten met hem dooden; spreeckt de HEERE. |
|