Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen. I. Danck-segginge voor den troost des Euangeliums. II. Aenmaninge tot geestelijcke vreugde. | |
I.1TE dier selver tijt sult ghy seggen: Ick dancke u, HEERE, dat ghy toornigh op my geweest zijt, [ende] uwen toorn hem gekeert heeft, ende ghy my troostet. | |
2Siet, Ga naar margenoot+ Godt is mijn heyl; ick ben versekert, ende en vreese niet; want de HEERE HEERE is mijn sterckte, ende [mijn] psalm, ende is mijn heyl. | |
4Ende sult seggen ter selver tijt: Ga naar margenoot+ Dancket den HEERE, prediket sijnen name; maket bekent onder de volckeren sijn doen; verkondiget, hoe dat sijn naem soo hoogh is. Ga naar margenoot+ | |
5Lof-singet den HEERE; want hy heeft hem heerlijck vertoont: sulcks [sy] kont in alle landen. | |
6Iuycht ende roemt, ghy inwoondersse te Zion; want de Heylige Israëls is groot by u. |
|