Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen: I. Eene klage over de geestelijcke aen-vechtinge. II. Eene vertroostinge van de hulpe Godts in soodanige noot. | |
I.2ICk roepe met mijne stemme tot Godt: tot Godt roepe ick; ende Hy verhoort my. | |
3In den tijt mijner noot soecke ick den Heere; Ga naar margenoot+ mijne hant is des nachts uyt-gestreckt, ende en laet niet af: want mijne ziele en wil haer niet troosten laten. | |
4Wanneer ick bedroeft ben, so gedencke ick aen Godt: wanneer mijn herte in angsten is, so spreke ick, Sela! | |
5Mijne oogen houdt Ghy, Ga naar margenoot+ dat sy waken: ick ben soo onmachtigh, dat ick niet spreken en kan. | |
7Ick dencke des nachts aen mijn snaren-spel, ende spreke met mijn herte; mijn geest moet onder-soecken. | |
8Sal dan de Heere eeuwighkijck verstooten, ende geene genade meer betoonen? | |
9Is ’t dan heel end’ al uyt met sijne goetheyt? ende heeft de belofte een eynde? | |
10Heeft dan Godt vergeten genadigh te zijn? ende sijne barmhertigheyt van toorn toe-gesloten? Sela! | |
II.11☜MAer doch sprack ick: Ick moet dat lijden; de rechter-hant des Hooghsten Ga naar margenoota kan alles veranderen☞. | |
12Daerom gedencke ick aen de daden des HEEREN; ja ick gedencke aen uwe voor-leden wonderen: | |
13Ende spreke van alle uwe wercken, ende segge van uw’ doen. | |
15Ga naar margenoot+ Ghy zijt die Godt, die wonder doet: Ghy hebt uwe macht bewesen onder de volckeren. | |
16Ga naar margenoot++ Ghy hebt uw’ volck verlost geweldighlijck; de kinderen Iacobs ende Iosephs, Sela! | |
17De wateren sagen u, Ga naar margenoot+ Godt; de wateren sagen u, ende beangsteden haer: ende de diepten raesden. | |
18De dicke wolcken goten water; de wolcken donderden: ende stralen voeren daer henen. | |
19Het donderde in den Hemel; uwe blixemen lichteden op den aerd-bodem: het aerd-rijck beroerde sich, ende beefde daer van. | |
20Uwen wegh was in de Zee, ende uw’ padt in groote wateren: ende men speurde doch uwen voet niet. | |
|