Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen: I. Een gespreck der Kercke met Godt van sijne goedertierenheyt. II. Een dreygement der straffen tegen de vyanden Godts. | |
1Een Psalm ende Liedt Assaphs, dat hy niet om en quam, voor te singen. | |
I.2WY dancken u, Godt; wy dancken u, ende verkondigen uwe wonderen, dat uwen Naem soo Ga naar margenoota nae-by is. | |
3Want tot sijner tijt, so sal Ick recht richten. | |
4Het lant beeft, ende alle die daer in woonen: [maer] Ick houde sijne Ga naar margenootb pijlaren vast, Sela! | |
II.5ICk sprack tot de roem-gierige; En roemet niet alsoo! ende tot de godt-loosen: En pocchet niet op gewelt. | |
7’t En hebbe geene noot, noch van ’t Oosten, noch van ’t Westen, Ga naar margenoot+ noch van ’t gebergte in de woestijne. | |
9☜Want de HEERE heeft eenen beker in de hant, ende met stercken wijn vol in-geschoncken, Ga naar margenoot+ ende Ga naar margenootd schenckt uyt den-selven: maer de godt-loose moeten alle drincken, ende de giste uyt-suypen☞. | |
10Maer ick wil ’t verkondigen eeuwighlijck: ende lof-singen den Godt Iacobs. | |
11Ende ick wil alle gewelt der godt-loosen verbreken: dat het gewelt des Rechtveerdigen verhoogt worde. |
|