Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft vijf deelen: I. Wort beschreven de saligh-makende gerechtigheyt: II. De wegh tot de gerechtigheyt. III. Vermaent David, dat men sijn exempel volgen sal. IV. Godt vermaent selfs tot boete. V. David vermaent wederom alle Menschen, dat sy den Geest Godts niet weder-streven sullen. | |
1Een’ onderwijsinge Davids. | |
2Wel den Mensche, dien de HEERE de misdaet niet toe-en-rekent; in wiens geest geene valscheyt en is☞. | |
II.3WAnt doe ick het wilde Ga naar margenoota verswijgen, versmachtten mijne gebeenten, voor mijn dagelijcx huylen. | |
4Want uwe hant was dagh ende nacht swaer op my, dat mijn sap verdroogde, gelijck ’t in den Somer dorre wort, Sela! | |
5Daerom bekenne ick u mijne sonde, ende en verhele mijne misdaet niet; ick sprack; Ga naar margenoot+ Ick wil den HEERE mijne over-tredingen bekennen; doe vergaeft Ghy my de misdaet mijner sonde, Sela! | |
III.6HIer-om sullen u alle Heyligen bidden, Ga naar margenoot+ ter rechter tijt; daerom, wanneer groote water-vloeden komen, en sullen sy deselve niet aen-raken. | |
7Ghy zijt mijne bescherminge, Ga naar margenoot+ wilt my doch voor angst behoeden; op dat ick gereddet gantsch vrolijck roemen konne, Sela! | |
IV.8ICk wil u onderwijsen, ende u den wegh toonen, dien ghy wandelen sult; Ick wil u met mijne oogen leyden. | |
V.9ZYt niet als peerden ende muylen, Ga naar margenoot+ die niet verstandigh en zijn; welcken men toom ende gebit moet in den muyl leggen, wanneer sy niet tot u en willen. | |
10De godt-loose heeft vele plagen; maer wie op den HEERE hoopt, dien sal de goedertierenheyt om-vangen. | |
11☜Verheuget u des HEEREN, ende zijt vrolijck ghy Rechtveerdige; ende roemet alle ghy vrome☞. |
|