Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen: I. Hiram maeckt vriendschap met Salomon, ende sendt hem allerley materialen tot den bouw des Tempels, etc. II. Het verbondt tusschen Salomon ende Hiram, der onkosten ende werck-lieden halven. | |
I.1ENde Hiram, de Koninck van Tyrus, sondt sijne knechten tot Salomo; want hy hadde gehoort, dat sy hem tot eenen Koninck gesalft hadden, in sijns vaders stede: want Hiram beminde David sijn leven lanck. Ga naar margenoot+ | |
2Ende Salomo sondt tot Hiram, ende liet hem seggen: | |
3Ghy weet, Ga naar margenoot+ dat mijn vader niet en konde bouwen een Huys den Name des HEEREN sijnes Godts, om des krijgs wille, die ront-om hem was, tot datse de HEERE onder sijne voet-solen gaf. | |
4Maer nu heeft my de HEERE mijn God ruste gegeven ront-om, so dat ’er geen tegen-partyder noch quade hindernisse meer en is. | |
5Siet, Ga naar margenoot+ so hebb’ ik gedacht een Huys te bouwen den Name des HEEREN mijnes Godts, gelijck de HEERE gesproken heeft tot mijnen vader David, seggende: Uw’ soon, Ga naar margenoot+ dien Ick in uwe plaetse setten sal op uwen stoel, die sal mijnen Name een Huys bouwen. | |
6So beveelt nu, dat men my cederen uyt Libanon houwe, ende dat uwe knechten met mijne knechten zijn; ende den loon uwer knechten wil ick u geven, alles soo ghy segt: want ghy weet, dat by ons niemant en is, die hout te houwen weet, gelijck de Zidoniers. | |
7Doe nu Hiram de woorden Salomons hoorde, verblijdde hy sich hoogelijcx, ende sprack: Gelooft zy de HEE- | |
[Folio 147r]
| |
RE heden, die David eenen wijsen soon gegeven heeft, over dit groote volck. | |
8Ende Hiram sondt tot Salomo, ende liet hem seggen: Ick hebbe gehoort al wat ghy tot my gesonden hebt; ick wil doen nae alle uwe begeerte, met cederen- ende dennen-hout. | |
9Mijne knechten sullense van Libanon af-brengen aen de Zee: ende ick wilse in vlotten leggen laten op de Zee, tot die plaetse toe, die ghy my sult aen-seggen laten; ende wilse aldaer los maken, ende ghy sultse halen laten. Doch ghy sult oock mijne begeerte doen, ende spijse geven mijnen gesin. | |
10Alsoo gaf Hiram Salomo cederen- ende dennen-hout, nae alle sijne begeerte. | |
11Maer Salomo gaf Hiram twintigh duysent Cor terwe te eten voor sijn gesin; Ga naar margenoot+ ende twintigh Cor gestooten olye: sulcx gaf Salomo Hiram jaerlijcx. | |
II.12ENde HEERE gaf Salomo wijsheyt, Ga naar margenoot+ gelijck Hy hem gesproken hadde: ende daer was vrede tusschen Hiram ende Salomo, ende sy maeckten beyde een verbondt met malkanderen. | |
13Ende Salomo maeckte een uyt-schot uyt gantsch Israël: ende het uyt-schot was dertigh duysent mannen. | |
14Ende sondtse op den Libanon, t’elcken tien duysent ’s maents; so dat sy eene maent op den Libanon waren, ende twee maenden t’huys: ende Adoniram was over sulck uyt-schot. | |
15Ende Salomo hadde tseventigh duysent, Ga naar margenoot+ die last droegen; ende tachtentigh duysent, dieder timmerden op den bergh. | |
16Behalven de overste Ampt-lieden Salomons, die over dat werck geset waren; namelijck, drie duysent ende drie hondert, welcke over ’t volck heerscheden, datter aen ’t werck arbeydde. | |
17Ende de Koninck geboodt, Dat sy groote ende kostelijcke steenen uyt souden breken; namelijck, gehouwene steenen, tot den gront van dat Huys. | |
18Ende de bouw-lieden Salomons, ende de bouw-lieden Hirams, ende de Giblim hieuwen uyt, ende bereydden toe hout ende steenen om dat Huys te bouwen. |
|