Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft vijf deelen: I. Wet van het dagelijcx offer. II. Van des Sabbaths offer. III. Van der Nieuw-maenden offer. IV. Van des Paesch-feests offer. V. Van des Pinxter-feests offer. | |
I.1ENde de HEERE sprack met Mose, seggende: | |
2Gebiedt den kinderen Israëls, Ga naar margenoot+ ende spreeckt tot hen: De offerhanden mijnes broots, ’t welck mijn offer des soeten reucks is, sult ghy houden tot sijner tijt, dat ghy ’t my offert. | |
3Ende spreeckt tot hen: Dit zijn de Offeren, die ghy den HEERE offeren sult: jarige lammeren, Ga naar margenoot+ die sonder gebreck zijn, dagelijcx twee tot het dagelijcx brand-offer; | |
4Een lam des morgens; het ander tusschen den avont: | |
5Daer-toe een tiende Epha van meel-bloeme ten spijs-offer, Ga naar margenoot+ met olye gemengt, Ga naar margenoot+ die gestooten is, met een vieren-deel van een Hin. Ga naar margenoot+ | |
6Dit is een dagelijcx brand-offer, dat ghy aen den bergh Sinai offerdet ten soeten reucke, een Vyer den HEERE. | |
7Daer-toe sijn dranck-offer, tot elck lam een vieren-deel van een Hin; in ’t Heyligdom sal men den Ga naar margenoota wijn des dranck-offers offeren den HEERE. | |
8Het ander lam sult ghy tusschen den avont bereyden; gelijck het spijs-offer des morgens, ende sijn dranck-offer ten Offer des soeten reucks den HEERE. | |
II.9MAer op den Sabbath-dagh twee jarige lammeren sonder gebreck, ende twee tienden van meel-bloeme ten spijs-offer, met olye gemengt, ende sijn dranck-offer. | |
10Dit is het brand-offer eenes yegelicken Sabbaths; boven het dagelijcx brand-offer, mitsgaders sijn dranck-offer. | |
III.11MAer op den eersten dagh uwer maenden, sult ghy den HEERE een brand-offer offeren: twee jonge varren, eenen ram, seven jarige lammeren sonder gebreck: | |
12Ende t’ elcken drie tienden van meel-bloeme ten spijs-offer, met olye gemengt, tot den eenen varre; ende twee tienden van meel-bloeme ten spijs-offer, met olye gemengt, tot den eenen ram: | |
13Ende t’elcken een tiende van meel-bloeme ten spijs-offer, met olye gemengt, | |
[Folio 71v]
| |
tot het eene lam: dit is het brand-offer des soeten reucks, een Offer den HEERE. | |
14Ende haer dranck-offer sal zijn, een half Hin wijns tot eenen varre, een derden-deel van een Hin tot eenen ram, een vieren-deel van een Hin tot een lam. Dit is het brand-offer van elcke maent in ’t jaer. | |
15Daer-toe sal men eenen geyten-bock ten sond-offer den HEERE bereyden; boven het dagelijcx brand-offer, ende sijn dranck-offer. | |
17Ende op den vijftienden dagh der selver maent is ’t Feest: seven dagen sal men ongesuerde brooden eten. Ga naar margenoot+ | |
18D’eerste dagh sal heyligh heeten, dat ghy te samen komet: geen dienst-werck en sult ghy daer in doen; | |
19Ende sult den HEERE een brand-offer doen: twee jonge varren, eenen ram, seven jarige lammeren sonder gebreck: | |
20Met haer spijs-offer, drie tienden van meel-bloeme, met olye gemengt, tot eenen varre; ende twee tienden tot eenen ram; | |
21Ende t’elcken een tiende op een lam, onder die seven lammeren. | |
22Daer-toe eenen bock ten sond-offer; dat ghy versoent wordet. | |
23Ende ghy sult sulcx doen des morgens, boven het brand-offer, ’t welck een dagelijcx brand-offer is. | |
24Nae dier wijse sult ghy alle dagen de seven dagen lanck het broot offeren ten Offer des soeten reucks den HEERE, boven het dagelijcx brand-offer, daer-toe sijn dranck-offer. | |
25Ende de sevenste dagh sal by u heyligh heeten, dat ghy te samen komet; geen dienst-werck en sult ghy daer in doen. | |
V.26ENde de dagh der eerstelingen (wanneer ghy offert het nieuwe spijs-offer den HEERE, Ga naar margenoot+ als uwe weken om zijn) sal heyligh heeten, dat ghy te samen komet: geen dienst-werck en sult ghy daer in doen. | |
27Ende sult den HEERE een brand-offer doen, ten soeten reucke: twee jonge varren, eenen ram, seven jarige lammeren, | |
28Met haer spijs-offer: drie tienden van meel-bloeme met olye gemengt, tot eenen varre; twee tienden tot eenen ram. | |
29Ende t’ elcken een tiende tot een lam dier seven lammeren: | |
30Ende eenen geyten-bock, om u-lieden te versoenen. | |
31Dit sult ghy doen boven het dagelijcx brand-offer, met sijn spijs-offer: sonder gebreck sal ’t zijn, daer-toe hare dranck-offeren. |
|