De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– AuteursrechtvrijStem: Mijn schoone herderin.
1.
Spaar, meisjes! vrij
Al uwe tooverlonkjes,
Ik schuw die minnevonkjes,
'k Haat die slavernij:
Een ander kan uw' vlammen blussen,
'k Zal mij voortaan wel wachten u te kussen,
Die uit een droog bed op wil staan,
Moet met geen meisjes omme gaan.
2.
'k Heb eens bemind,
Een zoet bekoorlijk meisje,
Zeer poezel blank van vleisje,
Maar ik was verblind,
| |
[pagina 55]
| |
Waar ik mij keerde of heene wende,
't Was zuchten, duchten, klagen zonder ende.
'k Liep als een Zots-kap door de Stad,
Die zijn verstand verloren had.
3.
Maar nu ter tijd,
Geef ik om Leonoortje,
Hoe schoon zij is geen oortje,
'k Ben die zotheid kwijt;
'k Wil om een meid mijn vrijheid niet verliezen,
Maar 'k zal voortaan de roode Baij verkiezen;
Want, is men van het drinken moe,
Men slaapt gerust tot smorgens toe.
|
|