De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– AuteursrechtvrijOp een zeer lieffelijke wijs.
1.
Een man of vrouw met grijze haren
Mag in des levens maneschijn,
Noch gekke grillen gaan bewaren,
En scheppen vreugd in minnepijn.
| |
[pagina 21]
| |
2.
Geen lieve meid zal onder 't streelen,
Van hem die haar zoo teêr bemint,
Door malle kuren zich vervelen,
Jaloersch te zijn past aan een kind.
3.
Het huwelijk kan haar smart genezen,
Had zij geweten voor een jaar,
Dat haar dat spel zoo zoet zou wezen,
Zij was gewis voor lang een paar.
4.
Zij kan nooit kwaad of toornig wezen
Als zij maar denkt ik weet er van,
Het zal mij altoos welkom wezen,
In 't bed te wachten op mijn man.
5.
Daar is hij al, hij kan verdrijven
De zorg van zijn beminde bruid,
Het geen haar hart zal dierbaar blijven
Bant jalouzij voor eeuwig uit.
6.
Jaloersch te zijn in jonge dagen,
Verzwakt, vermindert al de vreugd,
Laat oude bokken horens dragen,
Opregte liefde past de jeugd.
7.
Zij kan zich ongestoord vermaken,
Denkt om geen leed, wanneer men ziet,
De min in zuivre vlammen blaken,
Jaloersche vrouwen deugen niet.
|
|