De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Op een lieffelijke wijs.
1.
O schoone die mijn ziel doorstreelt!
En nacht en dag in mijn zinnen speelt,
O schoone die mijn ziel doorstreelt,
't Geen mij niet verveelt
En nooit vervelen zal,
Anders smaakt mij niemendal;
In het geval.
2.
Want al het geen dat gij mij zegt,
Dat is liefde en ook opregt,
En daarom verlaat ik noo....it,
De liefde die groeit sterker aan,
Hoe zal het verder met ons wezen,
Met ons gaan,
Want daar is geen ontbinden meer aan,
Wilt verstaan.
3.
Gij spreekt nu van de huwelijksband,
Dat is trouw van wederkant,
Gij spreekt nu van de huwelijksband,
Komt geeft mij maar uw hand,
En ook uw woord op trouw,
Want ik krijg in het leven berouw,
Zonder jou.
| |
[pagina 23]
| |
4.
Ziet dan waren wij alle bei,
Opgenomen van harte blij,
En daarom eer dat ik ga....a,
Zoo bid ik u weest doch niet kwaad,
Vergunt mij doch het woord,
Het lieve woord van ja,
Eer dat ik van hem ga,
Zegt doch ja.
5.
Jongman uw praat geloof ik niet,
Om mij te brengen in 't verdriet,
Jongman al uw zoet gevlei;
Brengt menig in de lij:
Stel het vrijen aan een zij,
Zoekt een ander in plaats van mij,
Aan uw zij.
6.
O Herderin ik verlaat u nooit,
Om u zoo sterf ik de dood,
Ik zal nooit van u vlie....n,
Ik verzoek u om de echte trouw,
En laat 't maar geschien;
Ik bid u om de trouw,
Ik leef niet buiten jou,
Waarde Vrouw.
7.
Als dan de Nachtwacht gaat voorbij,
Ga ik met mijn zoete lief aan een zij,
Als de Nachtwacht gaat voorbij,
Zoo zingen wij zoet en blij:
| |
[pagina 24]
| |
In de zoete maand van Mei;
Met mijn liefje aan een zij:
Met ons bei.
8.
Dan gaan wij buiten in het groen,
Om ons lusten te voldoen,
Daar al de vogelen zingen,
Ieder een is verblijd;
Ook menig jonge meid,
Die in der jeugd nog wordt gevrijd,
In haar tijd.
9.
't Is nacht, de wacht komt hier voorbij,
Dat ieder in de stilte zij,
't Is nacht, de wacht komt hier voorbij,
Dat daar niemand komt uit,
En elk zijn deuren sluit,
Zoo wel als dit nabij, looft mij.
10.
't Is nacht, de wacht komt hier voorbij,
Dat ieder in de stilte zij, in stilte, in stilte zij,
Zoo dat of wie het ook mag zijn,
Op dit geroep zijn deure sluit,
En daarom niemand meer,
Daar niemand meer komt uit, op dit geluid.
|
|